ECLI:NL:CRVB:2000:AE9277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.P. Zwart
- M.F. van Moorst
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak gaat het om de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering toe te kennen aan appellante, die een gezamenlijke huishouding voerde met haar overleden partner, J. Dalm. Dalm overleed op 21 oktober 1995, en appellante diende op 11 september 1996 een aanvraag in voor uitkeringen op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), die op 1 juli 1996 in werking trad. De Sociale Verzekeringsbank heeft deze aanvragen afgewezen, omdat Dalm ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de Anw. De Arrondissementsrechtbank te Zwolle verklaarde de beroepen van appellante tegen deze besluiten ongegrond op 24 juni 1998.
Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij zich vooral richtte op de afwijzing van de halfwezenuitkering voor haar kinderen. Zij betoogde dat haar kinderen evenzeer halfwees zijn als kinderen van een ouder die wel Anw-verzekerd was, en dat deze ongelijke behandeling in strijd is met internationale verdragen. De Centrale Raad van Beroep behandelde de zaak op 6 september 2000, maar geen van de partijen was aanwezig.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Anw het recht op nabestaanden- en halfwezenuitkering koppelt aan de status van de overledene als verzekerde. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de wijzigingen in de Anw alleen gelden voor overlijdens na 1 juli 1996. Voor overlijdens vóór deze datum blijft het regime van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) van kracht, wat betekent dat er een wettig huwelijk moet zijn geweest tussen de nabestaande en de overledene. De Raad oordeelde dat er geen grond was om de weigering van de uitkeringen aan appellante in rechte aan te vechten, en bevestigde de eerdere uitspraak zonder termen voor proceskostenveroordeling.