ECLI:NL:CRVB:2000:AE8639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzekeringsplicht onder de Werkloosheidswet, Ziektewet en Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een onderneming die diensten verleent op het gebied van software en consultancy, tegen een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) dat de verzekeringsplicht onder de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft aangenomen voor de werkzaamheden van Kroon, die sinds 1 januari 1992 voor appellante werkzaam was. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De Raad stelt vast dat met de inwerkingtreding van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 het Lisv in de plaats is getreden van de betrokken bedrijfsvereniging. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank en het Lisv zich te veel hebben gebaseerd op de bepalingen van de raamovereenkomst tussen haar en ASAP BV, en onvoldoende rekening hebben gehouden met de feitelijke omstandigheden. Appellante betoogt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de overeenkomst formeel tussen Kroon en ASAP is gesloten, en dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, aangezien interim-managers onder bepaalde voorwaarden niet aan de verzekeringsplicht zijn onderworpen.
De Raad overweegt dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen appellante en Kroon, en dat de feitelijke omstandigheden wijzen op een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De Raad wijst het beroep op het gelijkheidsbeginsel af, omdat Kroon niet als interim-manager werkzaam was. De Raad concludeert dat gedaagde niet onzorgvuldig heeft gehandeld en bevestigt de aangevallen uitspraak. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is op 25 mei 2000 uitgesproken, waarbij de Raad geen termen aanwezig acht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.