ECLI:NL:CRVB:2000:AA8816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim en onregelmatigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen een disciplinaire ontslagbeslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]. De appellant, die sinds 1978 werkzaam was als bijstandsmaatschappelijk werker, werd na een reorganisatie in 1995 tijdelijk tewerkgesteld in een andere functie. Naar aanleiding van vermoedens van onregelmatigheden, die naar voren kwamen tijdens een bijstandsaanvraag, werd er een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot een rapport van bevindingen op 28 januari 1998, waarna de gemeente besloot om appellant ongevraagd disciplinair ontslag te verlenen per 1 april 1998.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de president van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de gemeente terecht had besloten tot ontslag, gezien de gedragingen van appellant, waaronder het zonder toestemming exploiteren van een horeca-etablissement en het aannemen van geld van cliënten van de Sociale Dienst. De Raad vond dat de staat van dienst van appellant niet vlekkeloos was en dat dit niet als argument kon dienen voor een mildere straf.
De Raad concludeerde dat de gedragingen van appellant een onbevangen uitoefening van zijn ambtelijke functie in de weg stonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen grond gezien voor een veroordeling tot schadevergoeding. De zaak werd behandeld op 31 augustus 2000, waarbij appellant werd bijgestaan door een advocaat en getuigen werden gehoord.