ECLI:NL:CRVB:1998:ZB7914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- B.C. Rog
- M.M. van der Kade
- C.J. Bax
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor arbeid als secretaresse
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante A. tegen het Landelijk instituut sociale verzekeringen (gedaagde) inzake de intrekking van haar uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellante, die sinds 1979 als secretaresse werkte, was arbeidsongeschikt geraakt na een auto-ongeluk in 1980. In 1993 werd zij door een arts geschikt geacht voor haar werk, maar het Landelijk instituut sociale verzekeringen trok haar uitkeringen per 1 augustus 1993 in, omdat zij niet langer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar in hoger beroep oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat niet is komen vast te staan dat appellante op de genoemde datum weer geschikt was voor haar oude functie. De Raad merkt op dat de schatting van de geschiktheid voor passende functies niet voldoet aan de eisen die in de jurisprudentie zijn gesteld. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en de bestreden beslissing, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante. De Raad stelt vast dat appellante mogelijk niet blijvend recht heeft op uitkeringen, maar dat de beslissing van gedaagde in strijd is met de wet.