ECLI:NL:CRVB:1997:ZB7420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.H. Hugenholtz
- J.C.F. Talman
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsverlening bij dreigende huisuitzetting wegens huurschuld onder de Algemene Bijstandswet
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een verzoek om bijstandsverlening onder de Algemene Bijstandswet (ABW) in het licht van een dreigende huisuitzetting wegens huurschuld. Appellante, geboren in 1936, had op 9 december 1994 een aanvraag ingediend voor bijstand ter aflossing van haar schuldenlast. Deze aanvraag werd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven afgewezen, omdat appellante beschikte over middelen om in haar noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de dreiging van huisuitzetting in beginsel niet kan worden aangemerkt als zeer dringende redenen voor bijstandsverlening, tenzij er sprake is van een levensbedreigende situatie. In dit geval was er geen bewijs dat de huisuitzetting zou leiden tot een dergelijke situatie. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat appellante ten tijde van de aanvraag over voldoende middelen beschikte en dat de afwijzing van de bijstandsverlening terecht was.