ECLI:NL:CRVB:1997:AY8237

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 1997
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
94/1103 ZFW + 96/5686 AAW + 96/5688 WW + 96/5689 ZW + 96/5690 WAO (Wraking)
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. N.J. Haverkamp in hoger beroep bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft verzoeker op 25 juli 1997 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. N.J. Haverkamp, voorzitter van de meervoudige kamer, in het kader van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Verzoeker stelde dat mr. Haverkamp partijdig was, omdat hij een verzoek om uitstel voor aanvulling van de gronden had ingewilligd, wat volgens verzoeker alleen ten goede kwam aan de wederpartij. Daarnaast werd aangevoerd dat mr. Haverkamp in het verleden werkzaam was bij het GAK, de wederpartij in deze zaak, en dat hij een connectie had met mr. E.P. de Jong, die later president-directeur van het GAK werd. Tijdens de zitting op 6 augustus 1997 heeft mr. Haverkamp verklaard dat zijn eerdere werkzaamheden bij het GAK geen invloed hadden op zijn onpartijdigheid en dat hij nooit een zaak van verzoeker had behandeld.

De Raad overwoog dat de wrakingsprocedure is bedoeld om de rechterlijke onpartijdigheid te waarborgen. Het verzoek om wraking werd afgewezen, omdat het inwilligen van een verzoek om uitstel niet getuigt van partijdigheid en de connectie met het GAK op zich geen grond voor wraking vormt. Verzoeker heeft niet voldoende feiten of omstandigheden aangedragen die de onpartijdigheid van mr. Haverkamp in twijfel zouden trekken. De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen en wees het verzoek om wraking af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, met mr. H.J. Grendel en mr. G.A.J. van den Hurk als leden, en mr. F.E. Rosingh als griffier.

Uitspraak

94/1103 ZFW
96/5686 AAW
96/5688 WW
96/5689 ZW
96/5690 WAO
P R O C E S - V E R B A A L
inzake de behandeling van het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker.
I. INLEIDING
Bij brief van 25 juli 1997 heeft verzoeker inzake door hem ingestelde, onder bovenvermelde nummers bij de Raad geregistreerde hoger beroepen, om wraking verzocht van de voorzitter van de meervoudige kamer mr N.J. Haverkamp.
Verzoeker en mr Haverkamp zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad van 6 augustus 1997. Verzoeker is niet verschenen; mr Haverkamp is wel verschenen.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Raad onmiddellijk uitspraak gedaan.
II. BESLISSING
De beslissing van de Raad luidt:
Wijst het verzoek om wraking af.
III. MOTIVERING
Bij zijn beslissing heeft de Raad het volgende overwogen.
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij brief van 25 juli 1997, heeft verzoeker, ter motivering van het onderhavige verzoek om wraking - samengevat - het volgende aangevoerd:
1. Mr Haverkamp heeft blijk gegeven van partijdigheid, door een verzoek om uitstel voor aanvulling van de gronden, ingediend door de toenmalig advocaat van verzoeker, mr D.J. Kramer, in te willigen, aangezien slechts verzoekers wederpartij(en) daarbij baat zou(den) hebben.
2. Mr Haverkamp is als adjunct chef van de afdeling sociale verzekering bij het GAK werkzaam geweest en kent daarnaast mr E.P. de Jong, die later tot President directeur van het GAK is benoemd. Mr Haverkamp heeft zo een connectie met het GAK, die wederpartij is in dit geding. Verzoeker is van mening dat dit bezwaarlijk is.
Ter zitting heeft mr Haverkamp onder meer naar voren gebracht dat, nadat het verzoek om uitstel voor aanvulling van de gronden door verzoekers toenmalig advocaat was gedaan, verzoeker zelf om een versnelde behandeling heeft verzocht, welk verzoek is ingewilligd.
Mr Haverkamp is voorts van mening dat zijn werkzaamheden in het verleden bij het GAK geen bezwaren voor een onpartijdige behandeling van de in het geding zijnde zaken met zich brengen, mede omdat dat deel van zijn loopbaan reeds een tiental jaren geleden is afgesloten.
Desgevraagd, voegt mr Haverkamp nog toe gedurende de tijd dat hij werkzaam was bij het GAK geen enkele zaak behandeld te hebben met betrekking tot verzoeker.
De Raad overweegt als volgt.
Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, p. 410) is de ratio van het instituut van de wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid. Het in dit artikel geformuleerde criterium stemt overeen met dat van de Wet op de Raad van State, de Beroepswet en de Wet Administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, zoals deze wetten luiden tot 1 januari 1994, aldus de memorie van toelichting bij afdeling 8.1.4 van de Algemene wet bestuursrecht (PG Awb II, p. 409).
Een wrakingsverzoek dient te zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die een zaak behandelt.
Het inwilligen van een namens betrokkene zelf gedaan verzoek om uitstel getuigt niet, zelfs niet van de schijn, van partijdigheid ten bate van de wederpartij.
De omstandigheid dat de rechter in het verleden werkzaam is geweest bij de administrateur van een bestuursorgaan, welke thans wederpartij is in het geding, vormt op zich geen grond voor wraking. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de rechter personen kent die werkzaam zijn bij een instelling als hier bedoeld.
Verzoeker heeft zijn grief in dit verband niet nader geadstrueerd. Verzoeker heeft niet gesteld en mr Haverkamp heeft ook ontkend ooit bij zijn werkzaamheden bemoeienis te hebben gehad met enige zaak van verzoeker, zeker -buiten zijn taak als rechter- met de thans op de agenda staande zaken.
Ook overigens is ten aanzien van mr Haverkamp niet gebleken van feiten en omstandigheden, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr H.J. Grendel en mr G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van mr F.E. Rosingh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 1997.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) F.E. Rosingh.
BvW/AS
11/9