ECLI:NL:CRVB:1996:ZB6476

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 1996
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
96/1355 SPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • J.G. Treffers
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep inzake pensioenbesluiten na intrekking van de Spoorwegpensioenwet

In deze zaak gaat het om de vraag of de Centrale Raad van Beroep bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van eiser A. inzake zijn ouderdomspensioen, dat hem is verleend op basis van de Spoorwegpensioenwet (Spw). De Spw is per 1 januari 1994 ingetrokken door de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds (Wp SPF). Eiser ontleent sindsdien zijn recht op pensioen aan een pensioenreglement dat valt onder de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Het bestreden besluit betreft een bezwaar tegen een besluit van verweerder, het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds, waarin is bepaald dat er geen aanleiding is om het pensioen van eiser te herzien. Verweerder ging ervan uit dat eiser in 1991 een verzoek om herziening had gedaan, maar de Raad oordeelt dat dit niet het geval is.

De Raad stelt vast dat de bevoegdheid om van het beroep kennis te nemen ligt bij de burgerlijke rechter, omdat de beslissingen die zijn genomen niet onder de bepalingen van artikel 32 van de Wp SPF vallen. De Raad concludeert dat de opvatting van verweerder dat de Raad toch bevoegd is, niet in overeenstemming is met de dwingende bepalingen van de wet. Aangezien eiser op aanwijzing van verweerder zijn beroep bij de Raad heeft ingesteld, wordt de Stichting Spoorwegpensioenfonds gelast het griffierecht van f 200,- aan eiser terug te betalen. De Raad verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Uitspraak

96/1355 SPW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
A., wonende te B., eiser,
en
het bestuur van de Stichting Spoorwegpensioenfonds, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerder heeft op 21 december 1995 ten aanzien van eiser een besluit vastgesteld waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Tegen dat besluit heeft eiser op in een aanvullend beroepschrift uiteengezette gronden bij de Raad beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief d.d. 28 augustus 1996 (met een bijlage) heeft eiser de gronden van het beroep nader aangevuld.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 oktober 1996.
Daar is eiser in persoon verschenen en heeft verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr E.T.M. Stoop, werkzaam bij de Stichting Spoorwegpensioenfonds.
II. MOTIVERING
De Raad stelt op grond van de gedingstukken de volgende feiten vast.
Eiser, die is geboren in 1924, is in het genot van een ouderdomspensioen dat hem onder de vigeur van de toenmalige Spoorwegpensioenwet is verleend. Die wet is bij Wet van 15 december 1993, Stb. 1994, 680, (Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds, verder: de Wet) met ingang van 1 januari 1994 ingetrokken. Het pensioen van eiser komt sindsdien ten laste van de Stichting Spoorwegpensioenfonds, gebaseerd op een pensioenreglement dat valt onder het bereik van de Pensioen- en Spaarfondsenwet.
De directie van de Stichting Spoorwegpensioenfonds heeft bij besluit d.d. 27 april 1995 aan eiser bericht dat er, gezien 's Raads uitspraak d.d. 16 februari 1995 (onder andere gepubliceerd in TAR 1995, 115), geen aanleiding bestaat zijn pensioen te wijzigen.
Een door eiser tegen dit besluit gemaakt bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Aangezien, zoals reeds vastgesteld, de Spoorwegpensioenwet met ingang van 1 januari 1994 is ingetrokken, ziet de Raad zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of hij in absolute zin bevoegd is van het beroep van eiser kennis te nemen.
Het antwoord op die vraag is gelegen in artikel 32 van de Wet. Op grond van de verschillende onderdelen van dat voorschrift luidt het antwoord bevestigend, indien het gaat om beslissingen in de zin van de artikelen S 1 en S 2 van de Spoorwegpensioenwet die voor 1 januari 1994 zijn genomen, om beslissingen van verweerder die genomen zijn op grond van het eerste en tweede lid van artikel 32, alsook om besluiten van verweerder die genomen zijn naar aanleiding van verzoeken of aanvragen die voor 1 januari 1994 zijn gedaan.
De Raad stelt op grond van de feiten vast dat het directiebesluit d.d. 27 april 1995, waartegen bezwaar, noch het bestreden besluit beslissingen of besluiten zijn als bedoeld in artikel 32 van de Wet.
Daarom heeft de Raad niet de bevoegdheid van het beroep van eiser kennis te nemen. Hieraan voegt de Raad, gegeven het bepaalde in artikel 8:71 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), toe dat deze bevoegdheid aan de burgerlijke rechter toekomt.
De opvatting van verweerder, dat de Raad in dezen toch, in verband met artikel 32, vierde lid, van de Wet, absoluut competent is omdat aan het directiebesluit d.d. 27 april 1995 de figuur ten grondslag ligt dat eiser geacht wordt in 1991 een verzoek om herziening van een bepaalde pensioenbeslissing te hebben gedaan waarop bij dat directiebesluit is beslist, verwerpt de Raad. Hiertoe acht hij doorslaggevend dat niet is gebleken dat eiser zelf en daadwerkelijk in de tijd vóór 1 januari 1994 een verzoek of aanvraag heeft gedaan als in artikel 32, vierde lid, van de Wet bedoeld. Waarop verweerder doelt is niet anders dan een constructie, die naar 's Raads oordeel niet de kracht heeft het dwingend recht bevattende artikel 32 van de Wet in casu terzijde te plaatsen.
Aangezien eiser op aanwijzing van verweerder zijn beroep bij de Raad heeft ingesteld, acht de Raad het geraden, op grond van artikel 8:74 van de Awb de Stichting Spoorwegpensioenfonds te gelasten aan eiser het in dezen betaalde griffierecht te vergoeden.
De Raad is niet gebleken van kosten die op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen.
De Raad beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart zich onbevoegd om van het beroep van eiser kennis te nemen;
Gelast de Stichting Spoorwegpensioenfonds aan eiser het betaalde griffierecht ad f 200,-- terug te betalen.
Aldus gegeven door mr J.G. Treffers als voorzitter en mr G.L.M.J. Stevens en mr H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 november 1996.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) J.P. Schieveen.
HD 30.10 +B