ECLI:NL:CRVB:1993:ZB2922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- M.F. van Moorst
- L.J. van Krimpen
- Rechtspraak.nl
Discriminatie naar geslacht in de Algemene Ouderdomswet en de toepassing van kortingen op AOW-pensioen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen aan gedaagde, waarbij een korting van 8% is toegepast op basis van artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze korting was het gevolg van het feit dat de echtgenoot van gedaagde in de periode van 1959 tot 1965 onder de Duitse sociale wetgeving viel, waardoor gedaagde niet verzekerd was voor de AOW. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in deze zaak vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de toepassing van de 3e EEG-richtlijn en de mogelijke discriminatie op basis van geslacht. De CRvB oordeelt dat de korting op het pensioen niet in strijd is met de 3e richtlijn, omdat de korting berust op objectieve en redelijke gronden. De Raad verwerpt ook het oordeel van de eerste rechter dat het onderscheid tussen beroepsbevolking en niet-beroepsbevolking in strijd is met artikel 1 van de Grondwet. De uitspraak leidt tot een belangrijke interpretatie van het discriminatieverbod in relatie tot de AOW en de werking van supranationale regelgeving. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het inleidend beroep ongegrond.