ECLI:NL:CG:2024:4

Centrale Grondkamer

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
GP 11.855
Instantie
Centrale Grondkamer
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening pachtprijs in hoger beroep met betrekking tot bedrijfstype akkerbouwbedrijf

In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 25 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Staat der Nederlanden, Rijksvastgoedbedrijf, Directie Transacties & Projecten, Afdeling Verhuur, hierna te noemen 'verpachtster', tegen de pachter. De verpachtster verzocht om herziening van de pachtprijs van de door haar verpachte woning en bedrijfsgebouwen, die door de grondkamer was vastgesteld op € 8.997,- per jaar. De verpachtster had bezwaren tegen deze pachtprijs, specifiek gericht op de indeling naar bedrijfstype. De Centrale Grondkamer heeft het verzoek van de verpachtster afgewezen en de beslissing van de grondkamer bekrachtigd.

De procedure begon met een verzoek van de verpachtster tot herziening van de pachtprijs, geregistreerd op 10 oktober 2022. De grondkamer had op 25 mei 2023 de pachtprijs herzien en vastgesteld. De verpachtster ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij verzocht om de beschikking van de grondkamer te vernietigen en de pachtprijs vast te stellen met inachtneming van het bedrijfstype 'overig'. De pachter heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

De Centrale Grondkamer heeft de bezwaren van de verpachtster verworpen. De akte van verpachting uit 1953 vermeldde dat het verpachte was uitgegeven als een gemengd bedrijf, maar in de pachtwijzigingsovereenkomst uit 1978 was overeengekomen dat de bestemming werd gewijzigd naar akkerbouwbedrijf. De Centrale Grondkamer concludeerde dat de grondkamer terecht was uitgegaan van het bedrijfstype akkerbouwbedrijf bij de bepaling van de pachtprijs. De beschikking van de grondkamer werd dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

CENTRALE GRONDKAMER
Datum: 25 april 2024
Dossiernummer: GP 11.855
Beschikking
in de zaak van:
Staat der Nederlanden, Rijksvastgoedbedrijf, Directie Transacties & Projecten, Afdeling Verhuur,
zetelend in Den Haag, kantoorhoudend in Assen,
hierna te noemen: verpachtster,
-tegen-
[pachter],
wonend in [woonplaats], gemeente [gemeente],
hierna te noemen: pachter.
De beslissing van de Centrale Grondkamer in het kort
Verpachtster vraagt om herziening van de pachtprijs van de door haar verpachte woning en bedrijfsgebouwen. Tegen de pachtprijs die de grondkamer heeft vastgesteld (€ 8.997,- ) heeft verpachtster bezwaren. De bezwaren zien op de indeling naar bedrijfstype.
De Centrale Grondkamer wijst het verzoek van verpachtster af.
Hierna legt de Centrale Grondkamer de beslissing uit. Eerst beschrijft de Centrale Grondkamer onder 1 en 2 wat er in de procedure bij de grondkamer en in de procedure bij de Centrale Grondkamer is gebeurd. Onder 3 staan de redenen voor de beslissing. Onder 4 staat de beslissing in juridische woorden.

1.De procedure bij de grondkamer

1.1.
Na meerdere pachtwijzigingsovereenkomsten en een akte van pachtoverdracht volgt uit de pachtwijzigingsovereenkomst van 4 juni 1997 dat verpachtster nu aan pachter een hoeve verpacht, bestaande uit en gelegen in de [polder], kadastraal bekend als gemeente [gemeente in de provincie Flevoland], [kadastrale aanduiding], nu groot 23.09.68 ha. De pacht is ingegaan op 1 november 1952 voor het land en 1 mei 1953 voor de gebouwen.
1.2.
Verpachtster heeft een verzoek gedaan tot herziening van de pachtprijs van de woning en de bedrijfsgebouwen. Het verzoek van verpachtster is een verzoek zoals is bedoeld in artikel 7:333 lid 2 BW. Het verzoek is bij de grondkamer Noordwest (hierna: de grondkamer) op 10 oktober 2022 geregistreerd.
1.3.
De grondkamer heeft in de beschikking van 25 mei 2023 de tegenprestatie herzien en de pachtprijs voor de woning en bedrijfsgebouwen bepaald op € 8.997,- per jaar, ingaande 1 november 2022.
1.4.
Een afschrift van die beschikking is aan partijen verzonden op 22 juni 2023 en is in fotokopie aan deze beschikking gehecht. Naar de beschikking van de grondkamer wordt verwezen voor de procedure bij de grondkamer en de aan de beschikking ten grondslag gelegde motivering.

2.De procedure bij de Centrale Grondkamer

2.1.
Verpachtster is met een beroepschrift dat de Centrale Grondkamer op 19 juli 2023 heeft ontvangen in beroep gegaan tegen de beschikking van de grondkamer. Verpachtster heeft de Centrale Grondkamer verzocht de beschikking van de grondkamer te vernietigen en de pachtprijs voor de bedrijfsgebouwen vast te stellen met inachtneming van het bedrijfstype ‘overig’.
2.2.
Pachter is in de gelegenheid gesteld op het beroepschrift van verpachtster te reageren, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

3.De redenen voor de beslissing

3.1.
Verpachtster is het niet eens met de indeling naar bedrijfstype als bedoeld in artikel 16 van het Pachtprijzenbesluit 2007. Volgens haar staat in de pachtovereenkomst van 15 april 1953 dat het verpachte is uitgegeven als een gemengd bedrijf, zodat van het bedrijfstype ‘overig’ moet worden uitgegaan bij de bepaling van de hoogst toelaatbare pachtprijs.
3.2.
De Centrale Grondkamer gaat voorbij aan de bezwaren van verpachtster. In de akte van verpachting van 15 april 1953 staat dat in pacht is uitgegeven een hoeve bestemd voor gemengd bedrijf. Partijen zijn echter in de pachtwijzigingsovereenkomst uit 1978 in artikel 7 overeengekomen dat de bestemming van het gepachte wordt gewijzigd van gemengd bedrijf in akkerbouwbedrijf. De grondkamer is in haar taxatie bij de bepaling van de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de bedrijfsgebouwen dus terecht uitgegaan van het bedrijfstype akkerbouwbedrijf. Gelet hierop zal de Centrale Grondkamer de beschikking van de grondkamer bekrachtigen.

4.De beslissing

De Centrale Grondkamer, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking, waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven op 25 april 2024 door mrs. M.S.A. van Dam, W.F. Boele en B.J.H. Hofstee en de deskundige leden ing. P. Kerkstra en B.Th.W. Lamers, in tegenwoordigheid van mr. M. Knipping-Verbeek als griffier.