In deze zaak heeft de Centrale Grondkamer op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de pachtprijs van een hoeve, die door de Provinciale Vereniging voor Natuurbescherming It Fryske Gea aan de maatschap van pachters was verpacht. De pachtovereenkomst, die in 2006 werd gesloten, had een jaarlijkse pachtprijs van € 21.177,03 en was voor twaalf jaar aangegaan. In 2019 verzocht de verpachtster om herziening van de pachtprijs, wat leidde tot een beschikking van de grondkamer Noord in 2020, waarin de pachtprijs werd vastgesteld op € 77.645,57. Beide partijen gingen in beroep tegen deze beschikking.
De Centrale Grondkamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De deskundigen hebben een taxatie uitgevoerd, waarbij verschillende kortingspercentages zijn toegepast op basis van gebruiksbeperkingen in de pachtovereenkomst. De Centrale Grondkamer heeft de korting van 26% op perceel 1 buiten beschouwing gelaten, omdat er geen gebruiksbeperkingen voor dat perceel golden. Uiteindelijk heeft de Centrale Grondkamer de pachtprijs herzien en vastgesteld op € 81.402,- per jaar, ingaande op 1 maart 2020.
De Centrale Grondkamer heeft ook geoordeeld dat het verzoek van pachters om achterstallige betalingen in termijnen te mogen voldoen, niet kon worden ingewilligd, aangezien zij niet bevoegd is om een betalingsregeling vast te stellen. De kosten van de procedure werden niet toegewezen aan een van de partijen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige taxatie en de toepassing van relevante wetgeving in pachtrechtelijke geschillen.