Uitspraak
[verpachter],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidRhali B.V.,gevestigd aan [adres], [vestigingsplaats],hierna te noemen: pachtster.
Het verdere geding in hoger beroep
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Daarbij waren aanwezig verpachter, zijn gemachtigde en de directeur van pachtster (de heer [naam directeur]), de laatste bijgestaan door [naam A]. Ook was aanwezig ing P. Kerkstra, een van de deskundigen die het rapport heeft opgesteld, om vragen te beantwoorden. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van verpachter mede aan de hand van pleitaantekeningen.
De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep
Verpachter is het er niet mee eens dat de grondkamer de tussen partijen overeengekomen pachtprijs heeft verlaagd tot € 55.350,- per jaar. Volgens verpachter moet de door partijen overeengekomen pachtprijs van € 100.000,- worden goedgekeurd omdat die aansluit bij de waardering van het gepachte volgens het pachtprijzensysteem.
Aan de stellingen van partijen over de investeringen in het gepachte die na het sluiten van de pachtovereenkomst zijn of hadden moeten worden gedaan, gaat de Centrale Grondkamer voorbij. Die stellingen zijn namelijk niet van belang voor het antwoord op de vraag of de pachtprijs in de aan de orde zijnde pachtovereenkomst kan worden goedgekeurd.
De beslissing
L.R. van Harinxma thoe Slooten en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en ing. C.R.M. van Wijk-Francissen, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend, als griffier.