Uitspraak
appellanten in het principaal beroep,
[naam N.V.] Property N.V.,kantoorhoudende te [adres], [plaats],
Het geding in eerste aanleg
12 januari 2018 de tegenprestatie in de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst herzien en de pachtprijs voor de woning en de bedrijfsgebouwen bepaald op € 12.359,76 per jaar, ingaande
15 maart 2017. De pachtovereenkomst betreft een hoeve (“hoeve [naam hoeve]”), kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Limburg], sectie [kadastrale aanduiding], nrs. [kadastrale aanduidingen], groot 15.40.00 ha. De woning en bedrijfsgebouwen zijn kadastraal bekend gemeente [gemeente in de provincie Limburg], sectie [kadastrale aanduiding], nr. [kadastrale aanduiding], groot 0.43.30 ha.
Het geding in hoger beroep
Het onderzoek
De mondelinge behandeling
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
1 juli 2016) wordt uitgegaan van een bepaalde (bandbreedte in) ouderdom (elke doelmatigheidscategorie is 7 jaar, “slecht” zou dus om gebouwen van 35 jaar en ouder gaan). Bij de vaststelling van de waarde is niet onderkend dat bedrijfsgebouwen met een veel hogere ouderdom dan van wordt uitgegaan bij de laagste categorie nog verpacht zijn. Dat is hier wel het geval. Het gaat om eeuwenoude gebouwen die niet of lang geleden zijn gemoderniseerd. De hoogst toelaatbare pachtprijs voor gebouwen die aanmerkelijk ouder zijn dan waarmee in het pachtprijs systeem rekening is gehouden, ligt dan ook lager dan € 127,--. De deskundigen hebben dit bedrag bepaald op € 100,-- en dit bedrag houdt voldoende rekening met de vaste lasten van de verpachtster enerzijds en de doelmatigheid van dermate oude gebouwen als hier aan de orde anderzijds. Voor zover € 127,-- wel in alle gevallen heeft te gelden als de hoogst toelaatbare pachtprijs voor alle gebouwen die in de categorie “slecht” vallen (het kan dat het zo wel is bedoeld), dan verlangen redelijkheid en billijkheid dat die in dit geval lager dan de hoogst toelaatbare wordt vastgesteld.
Het voorgaande brengt mee dat het principaal beroep en het incidenteel beroep op dit punt falen.
Beslissing
15 maart 2017;
S.B. Boorsma en de deskundige leden mr. ing. E. Oostra en ir. J.H. Jurrius, in tegenwoordigheid van mr. M. Vriend als griffier.