ECLI:NL:CBB:2025:82

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
23/335
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor versneld natuurherstel door staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 18 februari 2025, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag voor versneld natuurherstel door de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur behandeld. De ondernemer, die percelen in een Natura 2000-gebied beheert, had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris nul punten had toegekend voor het criterium 'effectiviteit', aangezien de ondernemer niet voldoende had aangetoond dat de voorgestelde maatregelen een positieve bijdrage zouden leveren aan het herstel van stikstofgevoelige habitats, zoals veenmosrietland en het leefgebied van de grutto.

De procedure begon met een afwijzingsbesluit van 7 juli 2022, gevolgd door een bestreden besluit op 29 december 2022, waarin het bezwaar van de ondernemer ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 werd duidelijk dat de ondernemer onvoldoende onderbouwing had geleverd voor de effectiviteit van de maatregelen. Het College oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgewezen, omdat het projectplan niet voldeed aan de eisen van de Regeling, die stipuleert dat aanvragen met nul punten voor effectiviteit moeten worden afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van de gevolgen van voorgestelde maatregelen voor het ecologische systeem. Het College concludeert dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/335

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te Spijkerboor (de ondernemer)
en

de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniëls)

Procesverloop

Met het besluit van 7 juli 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie voor versneld natuurherstel op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 29 december 2022 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 januari 2025. Aan de zitting hebben namens de onderneming [naam 1] en [naam 3] deelgenomen en namens de staatssecretaris zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Aanleiding voor deze procedure
2.1
De ondernemer beheert percelen in het Natura 2000-gebied [locatie] . Een deel van de percelen gebruikt hij voor landbouw en een ander deel van de percelen bestaan uit natuurgrond waarop een kwalitatieve verplichting rust. Voor het project ‘ [project] ’ heeft hij op grond van de subsidiemodule ‘versneld natuurherstel’ subsidie aangevraagd. Met het project wil de ondernemer de oevers van zijn percelen over een lengte van ongeveer 3.800 meter herstellen en opnieuw inzaaien met een graszaadkruidenmengsel, vier (wind)watermolens plaatsen voor het reguleren van het waterpeil, pitrus bestrijden en die percelen ook opnieuw inzaaien met een graszaadkruidenmengsel. De ondernemer wil de herstelmaatregelen in eigen beheer uitvoeren. De totale projectkosten bedragen € 561.458,-.
2.2
In artikel 2.15.5 van de Regeling staat dat de minister het subsidieplafond verdeelt op volgorde van rangschikking van de aanvragen. In artikel 2.15.7a van de Regeling zijn rangschikkingscriteria opgenomen waarvoor punten kunnen worden toegekend. In artikel 2.15.7, onder k, onder 1, van de Regeling staat dat een aanvraag wordt afgewezen indien aan het project nul punten zijn toegekend voor één van de volgende rangschikkingscriteria: effectiviteit, duurzaamheid, urgentie en efficiëntie.
2.3
Met het afwijzingsbesluit wijst de staatssecretaris de subsidieaanvraag af, omdat het project op het rangschikkingscriterium ‘effectiviteit’ nul punten heeft gescoord. In het bestreden besluit handhaaft de staatssecretaris deze afwijzingsgrond en licht hij toe dat de effectiviteit van de door de ondernemer voorgestelde maatregelen onvoldoende is aangetoond omdat de voorgestelde maatregelen geen bijdrage leveren aan het herstellen van de kwaliteit en/of het areaal van de stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. Het ligt op de weg van de aanvrager, dat is de ondernemer, om aan te tonen dat de voorgestelde maatregelen effectief zijn.
Beoordeling door het College
3.1
Het College is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag voor een subsidie terecht heeft afgewezen en zal hierna uitleggen waarom.
3.2
De door de ondernemer aangevraagde subsidie wordt verdeeld op basis van het tenderprincipe. Dat houdt in dat de staatssecretaris de ingediende aanvragen gelijktijdig inhoudelijk beoordeelt, onderling vergelijkt en ten opzichte van elkaar rangschikt. De staatssecretaris beoordeelt de subsidieaanvragen op basis van de gegevens waarover hij aan het eind van de indieningsperiode beschikt. Dit betekent dat aanvragers na afloop van de indieningsperiode geen aanvullende informatie over hun voorgestelde project kunnen aandragen. Het ligt dus op de weg van de aanvrager om ervoor te zorgen dat het ingediende projectplan zorgvuldig is opgesteld en voorzien van een deugdelijke onderbouwing.
3.3
De subsidiemodule ‘versneld natuurherstel’ heeft tot doel om subsidie te verlenen voor natuurherstelmaatregelen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd en leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden die in de Regeling zijn bedoeld (Stcrt. 2021, 49292, blz. 8). Anders dan de ondernemer betoogt, is het doel van deze subsidie dus niet breder, maar beperkt tot het verbeteren van de kwaliteit of het uitbreiden van de oppervlakte van stikstofgevoelige habitats of habitats van soorten. Zoals uit de gebiedsanalyse en uit het rapport ‘Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats’ volgt, gaat het voor het Natura 2000-gebied [locatie] om de volgende stikstofgevoelige habitats en habitats van soorten: veenmosrietland en de grutto.
3.4
Het College begrijpt dat de ondernemer de subsidie nodig heeft om aan de kwalitatieve verplichting die op de percelen rust te voldoen. Toch heeft de staatssecretaris de subsidieaanvraag terecht afgewezen. Het project heeft namelijk op het rangschikkingscriterium ‘effectiviteit’ 0 punten gescoord, omdat de voorgestelde maatregelen geen bijdrage leveren aan het herstellen van de kwaliteit en/of het areaal van de stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten. In artikel 2.15.7, onder k, onder 1, van de Regeling staat dat de aanvraag dan moet worden afgewezen. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de ondernemer in het projectplan onvoldoende onderbouwt wat de resultaten zullen zijn van de voorgestelde maatregelen, terwijl het wel op de weg van de ondernemer ligt om inzichtelijk te maken wat de (kwantitatieve) gevolgen zijn van een maatregel voor het ecologische systeem. Het College is het met de staatssecretaris eens. Anders dan de ondernemer veronderstelt, is het niet evident wat de precieze gevolgen zijn van de door hem voorgestelde maatregelen voor het ecologische systeem en meer specifiek voor de percelen veenmosrietland en het leefgebied van de grutto. Het College begrijpt wel dat bijvoorbeeld het reguleren van het waterpeil, waarbij sprake is van één peilvak, gevolgen kan hebben voor de maatregelpercelen die direct grenzen aan de sloten, maar in het projectplan is onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onvoldoende aangetoond wat de precieze gevolgen zijn voor het verder gelegen veenmosrietland en de grutto. De enkele stelling dat de te treffen maatregel leidt tot een verbetering van de kwaliteit van habitats of habitats van soorten is onvoldoende. Omdat een deugdelijke onderbouwing van de gevolgen van de maatregelen voor het veenmosrietland en de grutto in het projectplan ontbreekt, mocht de staatssecretaris naar het oordeel van het College nul punten toekennen voor het criterium ‘effectiviteit’.
3.5
Gelet op deze conclusie heeft de staatssecretaris de subsidieaanvraag op grond van de Regeling terecht afgewezen. Het College komt daarom niet toe aan een oordeel over de score voor de overige rangschikkingscriteria en de subsidiabele kosten. Wat betreft het uitvoeren van een veldbezoek is het College van oordeel dat dit pas relevant is op het moment dat de ingediende subsidieaanvraag voldoende is onderbouwd. Zoals hiervoor is overwogen, is dat niet het geval. De staatssecretaris heeft dan ook mogen afzien van het uitvoeren van een veldbezoek.
Conclusie
4 Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. M.J. Jacobs en mr. P. Glazener, in aanwezigheid van mr. L. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
w.g. B. Bastein w.g. L. van Loon

Bijlage

Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 2.15.2. Subsidieverstrekking
1. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een terreinbeheerder of een deelnemer in een samenwerkingsverband, waaraan één of meerdere partijen deelnemen die terreinbeheerder zijn voor een project bestaande uit één of meer natuurherstelmaatregelen die leiden tot verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van de oppervlakte van stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van soorten.
2. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een natuurlijke persoon, ondernemer, stichting, vereniging of andere rechtspersoon voor het zelfstandig of in een samenwerkingsverband verwerven van landbouwgrond gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland ten behoeve van een project als bedoeld in het eerste lid.
3. Voor de toepassing van het eerste lid worden Natura 2000-gebieden aangewezen als natuurerfgoed als bedoeld in artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden aangevraagd door een terreinbeheerder, indien het terrein niet in erfpacht is uitgegeven en op dit terrein geen recht van beklemming rust.
Artikel 2.15.5. Verdeling subsidieplafond
De Minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
Artikel 2.15.7. Afwijzingsgronden
De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie, indien:
a. het project niet past binnen:
1⁰. de doelstelling, bedoeld in artikel 53, tweede lid, onderdeel b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de aanvrager niet hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie;
2⁰. de doelstelling, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdelen e, f en g, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, indien de aanvrager hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie;
b. het project niet in overeenstemming is met de wetgeving van de Europese Unie en met de nationale milieubeschermingswetgeving als bedoeld in artikel 14, vijfde lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;
c. de verlening van subsidie in strijd zou zijn met de verboden of beperkingen, bedoeld in artikel 14, tiende lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw;
d. de aanvrager kwalificeert als grote onderneming en hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouwproductie;
e. de aanvrager mede actief is in de primaire landbouwproductie, en niet met passende middelen zoals een scheiding van de activiteiten of een uitsplitsing van de kosten kan aantonen dat de subsidie uitsluitend ten goede komt aan de natuurherstelmaatregel of natuurherstelmaatregelen, bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid;
f. de aanvrager een publiekrechtelijke rechtspersoon, met uitzondering van een waterschap, is;
g. de natuurherstelmaatregel of natuurherstelmaatregelen, bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid, is of zijn opgenomen in een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming om te worden uitgevoerd in het tijdvak, bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, van de Wet natuurbescherming waarin de aanvraag om subsidie is ingediend;
h. de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;
i. de subsidiabele kosten minder dan € 25.000 bedragen;
j. de aanvrager die de subsidie, bedoeld in artikel 2.15.2, tweede lid, aanvraagt hoofdzakelijk actief is in de primaire landbouw;
k. aan het project:
1°. na toepassing van artikel 2.15.7a, eerste lid, op één van de onderdelen a tot en met d, nul punten is toegekend;
2°. na toepassing van artikel 2.15.7a, eerste lid, onderdeel e, minder dan twee punten zijn toegekend;
l. een document als bedoeld in artikel 2.15.10, derde lid, onderdeel g, onder 4°, ontbreekt.
Artikel 2.15.7a. Rangschikkingscriteria
1. De Minister kent een aanvraag een hoger aantal punten toe, naarmate:
a. de effectiviteit van het projectplan hoger is;
b. de duurzaamheid van het project hoger is;
c. de urgentie van het project hoger is;
d. de efficiëntie van het project hoger is;
e. de haalbaarheid van het project hoger is.
2. Voor de rangschikking wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdelen a en c, vermenigvuldigd met drie, voor het eerste lid, onderdelen b en d, vermenigvuldigd met twee, en vervolgens bij elkaar opgeteld.
3. Het aantal punten bedraagt bij onderdelen a en c van het eerste lid ten hoogste vijftien punten, bij de onderdelen b en d van het eerste lid ten hoogste tien punten en bij onderdeel e van het eerste lid ten hoogste vijf punten.
4. De Minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger, naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
5. De Minister verdeelt het subsidieplafond onder de aanvragen die het hoogste zijn gerangschikt.
6. Indien aan twee of meer aanvragen voor een project dat bijdraagt aan de doelstellingen als bedoeld in artikel 2.15.2, eerste lid, in totaal een gelijk aantal punten is toegekend, rangschikt de Minister een aanvraag hoger, naarmate meer punten zijn toegekend aan respectievelijk de onderdelen a, c, b, d en e, van het eerste lid.