ECLI:NL:CBB:2025:77

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
23/1630 en 23/1997
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over opgelegde boetes aan slachterij wegens overtredingen van de Wet dieren en Verordening 1099/2009

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over twee hoger beroepen van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De slachterij was beboet wegens overtredingen van artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009, die voorschrijft dat een verdovingsmethode die niet de onmiddellijke dood tot gevolg heeft, gevolgd moet worden door een methode die de dood garandeert. In zaak 23/1630 oordeelde de rechtbank dat de slachterij niet voldoende was bewezen dat zij het varken niet correct had geslacht. De minister ging in hoger beroep en het College oordeelde dat de minister met de bevindingen in het rapport van de toezichthouder voldoende had aangetoond dat de slachterij de overtreding had begaan. In zaak 23/1997 verklaarde de rechtbank het beroep van de slachterij ongegrond, omdat vast was komen te staan dat de eenvoudige bedwelming niet was gevolgd door een methode die de dood garandeert. Het College bevestigde deze uitspraak. De zitting vond plaats op 13 januari 2025, en de uitspraak werd gedaan op 18 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/1630 en 23/1997
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 op de hoger beroepen van:

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. M. Kool)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2023, kenmerk ROT 21/6050,
en

[naam 1] B.V., te [plaats] (de slachterij)

(gemachtigde: F.Th.M. Peters)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 oktober 2023, kenmerk ROT 22/1786,
in de gedingen tussen de slachterij en de minister.

Procesverloop in hoger beroep

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 7 juli 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:5877). Een misslag daarin bij het vermelden van de hoogte van de proceskosten is hersteld bij uitspraak van 13 juli 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:6130). Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd met zaaknummer 23/1630.
De slachterij heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 31 oktober 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:10073). Dit hoger beroep is geregistreerd met zaaknummer 23/1997.
De minister en de slachterij hebben een reactie op elkaars hogerberoepschrift ingediend.
De slachterij heeft nadere stukken ingediend.
De zitting was op 13 januari 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen en, namens de slachterij [naam 2] en namens de minister [naam 3] .

Grondslag van het geschil

1.1
De uitspraken waartegen de hoger beroepen zijn gericht, gaan over de vraag of de minister aan de slachterij terecht boetes heeft opgelegd vanwege een overtreding die is vastgesteld naar aanleiding van het toezicht dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) houdt op het door de slachterij naleven van de Wet dieren. In beide zaken verwijt de minister de slachterij dat zij een varken niet volgens de geldende voorschriften heeft gedood, omdat de slachterij het varken na de bedwelming niet zou hebben gestoken. In de zaak met nummer 23/1630 heeft de rechtbank de slachterij gelijk gegeven en de boete herroepen. In de zaak met nummer 23/1997 heeft de rechtbank het beroep van de slachterij ongegrond verklaard.
1.2
Hieronder bespreekt het College eerst voor beide zaken het beoordelingskader. Daarna komt het College achtereenvolgens toe aan het hoger beroep van de minister en dat van de slachterij. Het College volstaat daarbij met een beknopte weergave van de aanleiding voor de boete, de uitspraak van de rechtbank en de standpunten van partijen in hoger beroep. Een uitgebreide weergave van het verloop van de procedures en de van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, is in de bestreden uitspraken te lezen.

Beoordeling van het geschil in de hoger beroepen

Beoordelingskader
2.1
Het College stelt voorop dat in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van overtredingen, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boetes heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
2.2
Dieren mogen op grond van artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 [1] uitsluitend worden gedood nadat zij zijn bedwelmd. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid moet worden aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden. Een verdovingsmethode die niet de onmiddellijke dood tot gevolg heeft (‘eenvoudige bedwelming’ genoemd) moet zo spoedig mogelijk worden gevolgd door een methode die de dood garandeert, zoals verbloeden. Het operationele voorschrift in 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 schrijft voor, voor zover in dit geval van belang, dat bij eenvoudige bedwelming systematisch de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten worden doorgesneden en dat verdere uitslachting of broeiing alleen plaatsvindt nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoont.
Zaak 23/1630
3.1
De minister heeft aan de slachterij een boete van € 2.500 opgelegd naar aanleiding van de inspectie op 3 oktober 2020 van het karkas van het varken met slachtnummer 04679. In het rapport van bevindingen vermeldt de toezichthouder (werkzaam als dierenarts) dat hij het volgende waarnam:
“ Ik zag daar dat het vlees van de schouders tot de nek en de kop van het karkas erg rood was, zie fotobijlage foto 3 en 4. Bovendien zag ik dat de axillaire lymfeklieren, de lymfeklieren in de hals van het dier, veel rode plekken hadden, zie fotobijlage foto 1 en 2. Dit kan gebeuren als de verbloeding niet goed gaat. Uiteindelijk zag ik in de keel geen steekgat noch steekkanaal, zie fotobijlage foto l en 2. Dit betekent dat niet of niet volledig beide halsslagaders of de toevoerende vaten waren ingesneden. De organen van het dier zijn tijdens een eerdere stap van het slachtproces verwijderd en waren tijdens de beoordeling niet aanwezig. Daarom konden daar geen bevindingen op worden gedaan.”
3.2
Uit de waarnemingen in het rapport van bevindingen heeft de minister geconcludeerd dat de slachterij niet heeft gehandeld in overeenstemming met het operationele voorschrift in 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009. Het varken is volgens de minister niet geslacht door middel van een messteek in de hals na het toepassen van de methode van eenvoudige bedwelming door koolstofoxide in hoge concentratie.
3.3
De minister heeft het bezwaar van de slachterij tegen het boetebesluit ongegrond verklaard.
4 De rechtbank heeft het beroep van de slachterij tegen dit besluit gegrond verklaard, omdat zij de gestelde overtreding onvoldoende bewezen acht. Volgens de rechtbank valt niet uit te sluiten dat er tijdens de inspectie van het karkas geen steekgaten zijn waargenomen omdat deze al in een eerder stadium uit het karkas waren gesneden. Daarom kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat het varken niet correct is gestoken en levend de broeibak is ingegaan. Ook de foto’s bij het rapport van bevindingen sluiten de uitleg van de slachterij niet uit. De rechtbank vindt dat de minister de uitleg van de slachterij waarom de steekgaten in dit geval ontbraken onvoldoende heeft weerlegd. De minister kon er niet zonder meer – althans zonder nadere motivering – van uitgaan dat de onvolledige verbloeding het gevolg was van het niet steken van het dier. [2]
Standpunt minister
5.1
De minister vindt dat de rechtbank te lichtvaardig aan de conclusies van het rapport van bevindingen voorbij is gegaan. De rechtbank kon op basis van wat de toezichthouder in zijn rapport van bevindingen beschrijft, de bijgevoegde foto’s en wat de slachterij heeft aangevoerd, niet concluderen dat het steekgat mogelijk al zou zijn weggesneden. De rechtbank baseert dit oordeel op een van de mogelijke verklaringen die de slachterij in beroep aanvoerde, maar geheel niet motiveerde. Die verklaring strookt niet met hoe het slachtproces bij de slachterij feitelijk verloopt. Het wegsnijden van het steekgat gebeurt pas in de laatste fase van het slachtproces en direct voor het stempelen van het karkas. De post mortem keuring heeft dan al plaatsgevonden. De volgorde van het slachtproces maakt dus dat het steekgat tijdens de post mortem keuring nog aanwezig moet zijn. Zelfs als het steekgat eerder zou zijn weggesneden, dan had de toezichthouder dit gezien en in zijn rapport van bevindingen gemeld. Op de foto's is ook niet te zien dat er op die plek al iets is weggesneden. Dat blijkt uit de rechte snijlijn waarmee het karkas in tweeën is gedeeld. Zou daar een stuk zijn weggesneden, dan was deze snijlijn niet meer zo recht geweest.
5.2
De grote hoeveelheid in het karkas aangetroffen bloed bewijst voldoende dat het varken niet is gestoken en daarom niet is verbloed. Zelfs als het niet steken onvoldoende zou zijn bewezen, dan nog is artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden. Het karkas was niet of nauwelijks leeggebloed. Bij het steken kan dit alleen gebeuren als de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten niet of slechts deels worden doorgesneden. Voor de slachterij is goed vast te stellen dat het uitbloeden niet verloopt zoals het zou moeten. Dat het varken tijdens de verbloedingsfase niet of nauwelijks bloedde, had de slachterij bij het controleren van de dieren moeten constateren. Ook in deze situatie is het bedwelmen dus niet gevolgd door een methode die de dood garandeert.
5.3
De suggestie van de slachterij dat het hart van het varken misschien al vóór het steken geen bloed meer rondpompte, is vanwege de wijze waarop een varken – ook op het bedrijf van de slachterij – wordt gestoken geen reële mogelijkheid. Het hart wordt namelijk in een keer volledig losgesneden van alle aders en slagaders, zodat het voor het verbloeden van het dier weinig uitmaakt of het hart al dan niet klopt. Het mes veroorzaakt een grote en brede wond, waardoor het dier snel kan leegbloeden. Ter zitting van het College voegde de minister daaraan toe dat het bedwelmen hoe dan ook moet worden gevolgd door een methode die de dood garandeert, ook als het dier tijdens het bedwelmen een hartstilstand heeft gekregen.
5.4
Wat betreft de stelling van de slachterij dat het steekgat niet meer zichtbaar was door het klieven van het karkas, stelt de minister dat een varken altijd tussen de voorpoten en net boven het borstbeen wordt gestoken in de richting van het hart, waarbij het hart wordt losgesneden van de grote aders en slagaders. Het doel is niet om in de hals de halsslagaders door te snijden, maar om net boven het hart alle toevoerende aders en de afvoerende slagader door te snijden. Dat op de foto’s is te zien dat de kop al is verwijderd, betekent niet dat de steekplek dan al zou zijn verwijderd. Een steekgat zit precies tussen bovenkant van de beide voorpoten en net boven het borstbeen. Ook na het klieven is het gat nog goed zichtbaar. Over het algemeen wordt het karkas net naast het steekgat gekliefd, zodat er in die situatie altijd op één van beide karkashelften een steekgat kan worden gevonden. Ook in de situatie dat het karkas dwars door het steekgat wordt gekliefd, is dat zeker voor een geoefend oog als dat van een keuringsdierenarts nog steeds goed te zien.
Standpunt slachterij
6.1
De slachterij wijst erop dat de karkassen lang niet altijd net naast het steekgat worden gekliefd. Hoewel de kliever centreert, kan het steekgat over geringe afstanden van het midden verschillend worden aangebracht. In die situatie is niet altijd op één van beide karkashelften een steekgat te vinden. Bij de slachterij wordt het steekgat normaal gesproken in de laatste fase van het slachtproces en direct voor het stempelen van het karkas weggesneden, maar er zijn soms redenen waarom dit eerder moet gebeuren, bijvoorbeeld als eerder in de lijn sprake is van bezoedeling of als de machine het karkas niet volledig heeft gekliefd. Bij de post mortem keuring is dan geen steekgat meer aanwezig.
6.2
Over het verbloeden van een varken voert de slachterij aan dat de circulatie van een slachtdier zowel slagaderlijk als aderlijk bloed bevat. Een pulserend hart pompt de slagaders leeg en zorgt voor druk in het aderlijk systeem. Als de pompfunctie van het hart ontbreekt, valt de bloeddruk geheel weg: er is geen systole [3] en geen diastole [4] meer. Dit betekent dat in het slagaderlijk stelsel de zwaartekracht niet alleen de diverse vertakkingen van dit stelsel, maar ook de druk van het omliggend spierweefsel moet overwinnen. Verbloeding zonder (slagaderlijke) druk kan niet leiden tot een volledige verbloeding, zoals te zien is bij een verbloed slachtdier met hartslag. Bij deze dieren stopt het hart pas met kloppen als er geen zuurstoftoevoer meer is. Ter onderbouwing van dit betoog heeft de slachterij een aan haar gericht e-mailbericht overgelegd van [naam 4] , die als dierenarts varkens is verbonden aan dierenpraktijk [naam 5] Dierenartsen. Daarin zet hij in het kort de mogelijke oorzaken uiteen van het niet goed verbloeden van vleesvarkens na het bedwelmen. Dit wordt volgens hem beïnvloed door: (-) de ruimte rond de steekwond, (-) de grootte van de steekwond, (-) het goed doorgesneden zijn van het bloedvat, (-) de aanwezigheid van hartstilstand, (-) spiercontracties, en (-) de tijd tussen bedwelmen en steken. Verder licht [naam 4] toe dat het tijdens het bedwelmingsproces kan gebeuren dat een varken een hartstilstand krijgt. Het gevolg hiervan is dat het bloed slechter uit het karkas komt na het steken. Dit is dan zichtbaar aan het donkerder zijn van het karkas na slachting. Dit is ongewenst in verband met de kwaliteit van het vlees, maar nooit volledig te voorkomen in een incidenteel geval. Het is volgens de dierenarts altijd raadzaam om na te lopen of de hierboven vermelde punten in orde zijn om hiermee andere oorzaken uit te sluiten.
6.3
De slachterij bestrijdt dat het varken in de broeibak is verdronken. De longen zouden dan met water zijn gevuld. Dit zou aan de slachtlijn, waar de ingewanden lang ter identificatie bij het dier blijven, meteen zijn opgevallen. De keurder die het geopende karkas met ingewanden heeft gezien en gekeurd, is blijkbaar niets opgevallen, want anders zou het karkas al in een eerder stadium, mét ingewanden, ter keuring aan de toezichthoudend dierenarts zijn aangeboden. Verbrandingsplekken op een karkas ontstaan door de noodzakelijke laatste ontharing in de vlamoven. Het varken was niet in leven.
6.4
Ter zitting van het College stelde de slachterij dat om onomstotelijk te kunnen vaststellen dat een overtreding is begaan de toezichthoudend dierenarts de camerabeelden van de desbetreffende fase van het slachtproces moet uitlezen.
Beoordeling hoger beroep
7.1
Het College overweegt dat de slachterij niet de waarneming na onderzoek van de toezichthoudend dierenarts bestrijdt dat het vlees van de schouders tot de nek en de kop van het karkas erg rood was, dat de axillaire [5] lymfeklieren en de lymfeklieren in de hals van het dier veel rode plekken hadden en dat in de nek niet alleen geen steekgat, maar ook geen steekkanaal viel te zien. Uit deze bevindingen mocht de toezichthoudend dierenarts, en met hem de minister, naar het oordeel van het College concluderen dat van het onderzochte varken beide halsslagaders of de toevoerende vaten niet of niet volledig waren ingesneden en dat de slachterij daarom artikel 4, eerste lid, in verbinding met het operationele voorschrift in 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 heeft overtreden.
7.2
Het College is van oordeel dat de minister de uitleg van de slachterij waarom in dit geval geen steekgat en geen steekkanaal was te zien, voldoende heeft weerlegd. De minister heeft toegelicht dat het bij de inspectie voor een geoefend oog zichtbaar zou zijn geweest als het steekgat eerder was weggesneden dan in het slachtingsproces van de slachterij gebruikelijk is, ook en zelfs wanneer het karkas, wederom anders dan normaal gesproken gebeurt, precies recht over het steekgat was gekliefd. Door de manier waarop er moet worden ingesneden, is het bovendien onwaarschijnlijk dat het klieven van het karkas zowel het steekgat als het steekkanaal verhult. Dit geldt nog sterker als moet worden aangenomen dat de rechtbank met haar overweging over het wegsnijden van “steekgaten” bedoeld zou hebben dat mogelijk ook het steekkanaal was weggesneden. Het College acht deze toelichting, die ter zitting is bevestigd door de dierenarts in dienst van de minister, goed navolgbaar.
7.3
De stelling van de slachterij dat het onvoldoende verbloeden kan zijn veroorzaakt door een vóór het steken opgetreden hartstilstand heeft de minister eveneens voldoende weerlegd. Daarbij heeft de minister terecht vooropgesteld dat het weinig voorkomt dat een varken tijdens het bedwelmingsproces overlijdt. Daarom moet een varken na de eenvoudige bedwelming hoe dan ook worden gestoken om overtreding van het in 2.2 genoemde voorschrift te voorkomen. Bovendien is een dergelijke gebeurtenis door de beperkte tijd tussen het bedwelmen van het varken en het doden, en de manier waarop bij de slachterij wordt gestoken, niet van zodanige invloed op de mate waarin het varken verbloedt, dat dit de waarnemingen van de toezichthoudend dierenarts verklaart. Het e-mailbericht van dierenarts [naam 4] ondersteunt de stelling van de slachterij niet. Volgens [naam 4] kan een hartstilstand tijdens het bedwelmingsproces een verklaring zijn voor het onvoldoende verbloed zijn van een varken, maar omdat dit zo weinig frequent voorkomt, moeten andere oorzaken, zoals het niet of niet goed of niet tijdig steken, eerst zijn uitgesloten. Als bij de inspectie geen steekgat en geen steekkanaal zijn waar te nemen, is dat dus niet het geval.
7.4
Uit het voorgaande volgt dat de minister met de in het rapport neergelegde bevindingen heeft aangetoond dat de slachterij de overtreding heeft begaan. De minister was niet gehouden de overtreding nader te bewijzen en daartoe bijvoorbeeld beeldopnamen van de fase na het bedwelmen te onderzoeken.
7.5
Het hoger beroep van de minister in zaak 23/1630 is daarom gegrond. Het College zal de uitspraak van de rechtbank vernietigen en het beroep van de slachterij tegen het bestreden besluit van 25 oktober 2021 ongegrond verklaren.
Zaak 23/1997
8.1
De boete in deze zaak is gebaseerd op bevindingen van de toezichthoudend dierenarts tijdens de post mortem keuring op 13 januari 2021 van het karkas van het varken met oornummer 814306. De toezichthouder rapporteert dat het karkas, de nieren die er in hingen en ook de overige organen (lever, milt, hart) donkerrood van kleur waren en niet waren uitgebloed. De waarneming van veel bloedresten in de borstholte, van donkere niet uitgebloede nieren en dat er geen uitwendig steekgat in de hals was te zien, betekent volgens de toezichthouder dat het varken na het bedwelmen niet is gedood. Hoewel er een steekkanaal te zien was, duidt het feit dat er geen bloedstolsels in het steekkanaal aanwezig waren er volgens de toezichthouder op dat dit post mortem is aangebracht. Bij het rapport van bevindingen heeft de toezichthouder foto’s gevoegd van de hals van het karkas, de kop van het karkas, de nier in het karkas, het oornummer en het steekkanaal.
8.2
Volgens de minister blijkt uit het rapport van bevindingen dat de slachterij het dier niet volgens de wettelijke regels heeft gedood. De slachterij heeft niet het operationele voorschrift in 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 nageleefd. Voor deze overtreding is aan de slachterij een boete opgelegd van € 2.500.
8.3
De minister heeft de boete in bezwaar gehandhaafd.
9 De rechtbank heeft het beroep dat de slachterij hiertegen heeft ingesteld ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is vast komen te staan dat de eenvoudige bedwelming niet is gevolgd door een methode die de dood garandeert.
Standpunt slachterij
10 Met dit oordeel van de rechtbank en de conclusie van de minister dat het steekkanaal post mortem is aangebracht, kan de slachterij zich niet verenigen. Als er een steekkanaal is te zien, moet er ook een steekgat zichtbaar zijn, ook als het steekkanaal post mortem is aangebracht. De vaststelling in het rapport van bevindingen dat het steekkanaal post mortem is aangebracht, berust bovendien op een aanname die louter is gebaseerd op het feit dat daarin geen bloedstolsels te zien waren. Dat dit altijd het geval zou zijn, bestrijdt de slachterij ten zeerste. Ook bestrijdt zij met klem de naderhand gegeven onderbouwing van de toezichthouder dat een uitwendig steekgat altijd een gekookte wondrand laat zien. Ook dit is onjuist: deze wondrand geeft niet altijd een gekookt beeld. Alleen als sprake is van een ‘rafelige wond’ kan dit zo zijn. Bovendien treedt het broeiwater het steekkanaal van alle geslachte varkens binnen en de binnenwanden daarvan geven nooit een gekookt beeld te zien. Gekookte delen van een karkas zijn alleen zichtbaar als een slachtvarken, als gevolg van een technische storing of andere calamiteit ‘verbroeid’ is (dat wil zeggen: te lang in het broeiwater heeft gelegen). Dat is in dit geval niet aan de orde.
Beoordeling hoger beroep
11.1
Het College oordeelt dat de rechtbank, gelet op de inhoud van het rapport van bevindingen, terecht heeft geoordeeld dat sprake is van een overtreding. Het College ziet geen aanleiding voor twijfel aan de in dat rapport neergelegde bevindingen op basis van wat de slachterij heeft aangevoerd. De toezichthoudend dierenarts beschrijft in het rapport duidelijk en concreet hoe hij tot zijn conclusie komt dat het varken na het bedwelmen niet in overeenstemming met de voorschriften is gedood. Dit baseert de dierenarts niet alleen op het feit dat hij na onderzoek geen uitwendig steekgat vond, maar ook op de waarneming dat in de borstholte veel bloedresten zaten en de nieren en ook de overige organen donkerrood kleurden en niet waren uitgebloed. Dat dit laatste het geval was, heeft de slachterij niet bestreden. Aan de hand van deze constateringen van de dierenarts heeft de minister naar het oordeel van het College terecht geconcludeerd dat de verdovingsmethode die de slachterij toepast in dit geval niet zo spoedig mogelijk is gevolgd door een methode die de dood van het dier garandeert.
11.2
Het College ziet geen reden de bevinding van de toezichthoudend dierenarts dat na onderzoek geen uitwendig steekgat werd gevonden, voor onjuist te houden. De toezichthoudend dierenarts heeft in zijn e-mailbericht van 4 augustus 2022 toegelicht dat en hoe hij dit heeft onderzocht. De ter zitting van het College aanwezige dierenarts heeft bevestigd dat daarvoor onder meer wordt gezocht naar een verandering van de structuur van het vlees aan de wondrand als gevolg van het broeiproces, die ook volgens hem duidelijk waarneembaar is. Dat een steekkanaal is waargenomen, brengt niet mee dat het varken op het juiste moment in het slachtproces moet zijn gestoken. Maar ook dan tonen de waarnemingen met betrekking tot het karkas en de organen aan dat dit niet volgens de voorschriften is gebeurd.
11.3
Het e-mailbericht van dierenarts [naam 4] biedt naar het oordeel van het College ook in deze zaak geen steun voor het standpunt van de slachterij. Ook haar stelling dat de toezichthoudend dierenarts camerabeelden had moeten onderzoeken, volgt het College niet. Het College verwijst naar wat het hierover in 7.3 en 7.4 heeft overwogen.
11.3
Hieruit volgt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de slachterij artikel 4, eerste lid, in verbinding met het operationele voorschrift in 3.2 van Bijlage III van Verordening 1099/2009 heeft overtreden, omdat de verdovingsmethode die de slachterij toepast in dit geval niet zo spoedig mogelijk is gevolgd door een methode die de dood van het dier garandeert.
11.4
Het hoger beroep van de slachterij in zaak 23/1997 is daarom ongegrond.
Conclusie
12 De slotsom is als volgt.
Het hoger beroep van de minister in zaak 23/1630 is gegrond. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep van de slachterij tegen het bestreden besluit van 25 oktober 2021 wordt ongegrond verklaard.
Het hoger beroep van de slachterij in zaak 23/1997 is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
13 Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:
in zaak 23/1630:
- vernietigt de aangevallen uitspraak van 7 juli 2023, met kenmerk ROT 22/6050
(zoals hersteld bij uitspraak van 13 juli 2023);
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van de slachterij tegen het bestreden besluit van 25 oktober 2021 ongegrond;
in zaak 23/1997:
- bevestigt de aangevallen uitspraak van 31 oktober 2023, met kenmerk ROT 22/1786.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
w.g. D. Brugman w.g. C.G.M. van Ede

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Pb 2009, L 303, blz. 1)
2.De rechtbank heeft aan de uitspraak per abuis een bijlage gevoegd met wettelijke bepalingen die gaan over het transport van dieren. Bedoeld zal zijn geweest onder meer te verwijzen naar de artikelen 4, eerste lid, 15, eerste lid, en bijlage III onder punt 3.2 van Verordening 1099/2009, de artikelen 2.10, 6.2, eerste lid, en 8.6 tot en met 8.8 van de Wet dieren en artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren. Deze artikelen heeft de minister aan de gestelde overtreding ten grondslag gelegd.
3.Samentrekking van de spierwand van de hartkamers of hartboezems
4.Verslapping (uitzetting) van de hartkamers en de slagaderen
5.Betrekking hebbend op de (blad)oksels