ECLI:NL:CBB:2025:621

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
24/717
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag energiebesparende isolatiemaatregelen door de minister van Klimaat en Groene Groei

In deze zaak heeft appellant, [naam 1], een subsidieaanvraag ingediend voor energiebesparende isolatiemaatregelen in zijn woning. De minister van Klimaat en Groene Groei heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de isolatie niet zou zijn aangebracht in de bestaande thermische schil van de woning. Appellant heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 17 oktober 2025 heeft appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de verbouwing van zijn woning conform de omgevingsvergunning is uitgevoerd en dat de subsidieaanvraag uitsluitend betrekking heeft op isolatie in het oorspronkelijke deel van de woning. De minister heeft echter gesteld dat de bestaande thermische schil nagenoeg geheel is afgebroken, waardoor de aanvraag niet voldoet aan de vereisten van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Het College heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht heeft afgewezen. De minister heeft zijn standpunt onderbouwd met een luchtfoto en de relevante regelgeving. Het College heeft geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de situatie van appellant niet vergelijkbaar is met andere gevallen. De uitspraak van het College is op 25 november 2025 openbaar gemaakt, waarbij het beroep ongegrond is verklaard en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/717

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats]

en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. M.J. Schulte)

Procesverloop

Met het besluit van 29 april 2024 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om subsidie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) voor onder meer energiebesparende isolatiemaatregelen afgewezen.
Met het besluit van 8 juli 2024 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen het afwijzingsbesluit gedeeltelijk gegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zitting was op 17 oktober 2025. Aan de zitting hebben [naam 1] en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1 Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
[naam 1] heeft op 19 maart 2024 subsidie aangevraagd voor onder meer de volgende energiebesparende isolatiemaatregelen: dak-, glas-, gevel- en vloerisolatie.
1.2
Met het afwijzingsbesluit heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om subsidie voor de energiebesparende isolatiemaatregelen afgewezen, omdat deze niet voldoen aan het in artikel 4.5.2, derde lid, aanhef en onderdelen a, onder 1°, b, onder 1°, c, onder 1° en e, onder 1° van de Regeling opgenomen vereiste dat de isolatie wordt aangebracht in de bestaande thermische schil van een bestaande woning. Met het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing van de subsidieaanvraag voor de energiebesparende isolatiemaatregelen in stand gelaten.
2 [naam 1] voert aan dat zijn subsidieaanvraag voor de energiebesparende isolatiemaatregelen ten onrechte is afgewezen. [naam 1] merkt in dit verband op dat hij de woning conform de omgevingsvergunning heeft verbouwd, uitgebreid en verduurzaamd. De woning is voor een deel gesloopt en uitgebreid. De subsidieaanvraag heeft echter uitsluitend betrekking op de isolatie die is aangebracht in het oorspronkelijke deel van de woning en niet op de uitbreiding. [naam 1] merkt op dat de woning uit 1962 is verstevigd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de vervanging van dak- en nokbalken die naast de moderne dakpanelen ook zonnepanelen en het gewicht van de monteurs moeten kunnen dragen. [naam 1] merkt op dat de aannemer verbaasd is over het standpunt van de minister dat de subsidie niet wordt verstrekt, omdat tijdens de verbouwing de thermische schil zou zijn afgebroken. Noch de aannemer, noch anderen – zoals verduurzamingsadviseurs en een fabrikant van dakpanelen – zijn bekend met het vereiste ten aanzien van de thermische schil. [naam 1] heeft de isolatiematerialen die zijn opgenomen in de op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gepubliceerde Meldcodelijst Isolatiematerialen laten toepassen. Deze isolatiematerialen zijn op een vaktechnische wijze uitgevoerd. Bovendien is er technisch gezien geen andere manier om het isolatiemateriaal aan te brengen. Hierbij is ook rekening gehouden met onder andere de ervaring van de aannemer in soortgelijke verbouwingen van woningen in [naam 2] en [naam 3] , die overigens wel hebben geleid tot subsidietoekenningen. [naam 1] merkt tot slot op dat de opmerking van de minister in het bestreden besluit ten aanzien van de afwijzing van de subsidie voor de aangebrachte vloerisolatie, dat sprake is van een opstelsom van onderdelen van de bestaande thermische schil van de woning die verwijderd zijn, de suggestie wekt dat de subsidie voor vloerisolatie wel zou zijn verleend indien de thermische schil slechts op één of een beperkt aantal onderdelen van de bestaande woning zou zijn verwijderd. Volgens [naam 1] is een dergelijke benadering niet op de Regeling gebaseerd en handelt de minister daarom in strijd met het verbod van willekeur.
3 De minister stelt zich op het standpunt dat hij de subsidieaanvraag van [naam 1] terecht heeft afgewezen, omdat de isolatie niet in de bestaande thermische schil van de bestaande woning is aangebracht. De minister verwijst naar een luchtfoto van 27 mei 2023, waarop te zien is dat in verband met de verbouwing slechts twee muren van de oorspronkelijke woning overeind zijn gebleven. De constructies, zoals het dak en de vloer, die de woning afscheiden van de buitenomgeving, zijn in zijn geheel verwijderd. Dat maakt dat de thermische schil niet meer intact is. Daarom komt de isolatie die [naam 1] heeft aangebracht niet voor subsidie in aanmerking. Voor zover het gaat om het aanbrengen van isolatie die vereist dat de thermische schil doorbroken wordt, zoals bij het plaatsen van dubbel glas, geldt dat per geval beoordeeld wordt of nog sprake is van het isoleren van de bestaande woning. In dit geval is daarvan geen sprake. Verder slaagt het beroep van [naam 1] op het gelijkheidsbeginsel volgens de minister alleen al niet omdat het onvoldoende onderbouwd is.
4 Aan de orde is de vraag of de minister de subsidieaanvraag van [naam 1] voor de energiebesparende isolatiemaatregelen terecht heeft afgewezen. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend. Hieronder legt het College uit waarom.
5 Het doel van de ISDE-subsidie is, voor zover hier relevant, om eigenaar-bewoners te stimuleren in hun koopwoningen energiebesparende isolatiematerialen te laten aanbrengen (Staatscourant 2020, 65131, blz. 13). Uit artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling blijkt, kortgezegd, dat subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar-bewoner voor de aanschaf en het laten aanbrengen van isolatiemateriaal in de bestaande thermische schil van een bestaande woning. Met de wijziging van artikel 4.5.1 (begripsomschrijving) van de Regeling is geëxpliciteerd dat met de ‘thermische schil’ wordt bedoeld de thermische schil die in ISSO 82.1 is beschreven (Staatscourant 2022, 32911, blz. 1). Volgens de toelichting bij de Regeling wordt de thermische schil gevormd door de bouwkundige constructies die de woning omhullen en die niet grenzen aan een verwarmde ruimte. Dit zijn dus constructies die de woning afscheiden van de buitenomgeving (bijvoorbeeld buitenlucht, water, grond) of aangrenzende onverwarmde ruimten (Staatscourant 2020, 65131, blz. 22).
6 Vast staat dat [naam 1] bij de verbouwing van zijn woning twee muren en een schoorsteen overeind heeft gelaten. Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 1] hiermee de bestaande thermische schil van zijn woning nagenoeg geheel afgebroken. Hierdoor wordt niet voldaan aan het vereiste dat het isolatiemateriaal wordt aangebracht in de bestaande thermische schil van een bestaande woning. Dat [naam 1] stelt dat hij zijn woning conform de omgevingsvergunning heeft verduurzaamd staat hier los van. Verder stelt [naam 1] dat er vaktechnisch gezien geen andere manier was om het isolatiemateriaal aan te brengen. Het College stelt vast dat de minister heeft erkend dat er omstandigheden zijn waaronder het doorbreken van de thermische schil zich niet verzet tegen subsidieverlening, maar dat die omstandigheden zich hier niet voor doen vanwege de omvang van de verbouwing. Het College volgt de minister hierin.
7 Naar het oordeel van het College slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet, omdat niet is gebleken dat de situatie in de door [naam 1] aangehaalde verbouwingen in [naam 2] en [naam 3] gelijk zijn aan zijn eigen situatie. Van willekeur is evenmin sprake. Zoals de minister ter zitting heeft uitgelegd, heeft de door [naam 1] aangehaalde passage in het bestreden besluit niet de betekenis die hij eraan hecht. Met de passage is uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat vanwege (de omvang van) het doorbreken van de thermische schil, de daarna aangebrachte isolatie niet voor subsidie in aanmerking komt. Zoals het College onder 6 heeft geoordeeld, is dit uitgangspunt in overeenstemming met de Regeling.
8 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. H. Caglayankaya, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2025.
w.g. M. van Duuren w.g. H. Caglayankaya