ECLI:NL:CBB:2025:58

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23/1450
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring subsidie COVID-19 voor onderneming

Op 20 januari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De onderneming, een klein hotel, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 18 juni 2024, waarin het beroep van de onderneming tegen een besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond was verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de onderneming tegen een vaststellingsbesluit van 7 december 2022, waarin de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 op € 0,- was vastgesteld en een terugvordering van een voorschot van € 82.332,48 was gedaan. De minister had geoordeeld dat de onderneming zonder goede reden buiten de termijn bezwaar had gemaakt.

Tijdens de verzetzitting heeft de onderneming aangevoerd dat de coronaperiode hen zwaar had getroffen, waardoor de hotelmanager zelf achter de receptie moest staan en het indienen van de subsidieaanvragen niet goed kon worden beheerd. Ondanks deze omstandigheden heeft het College geoordeeld dat er geen bijzondere redenen zijn aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Het College heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak van 18 juni 2024 juist was en heeft het verzet ongegrond verklaard. Hiermee is de zaak definitief afgesloten.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1450
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2025

Rechter: mr. R.W.L Koopmans

Griffier: mr. C.D.V. Efstratiades

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] , (onderneming), waarvoor aanwezig zijn [naam 2] en [naam 3]
en
de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. M. Achalhi en mr. J.W.P. van Oosten

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 18 juni 2024. Met deze uitspraak heeft het College het beroep van de onderneming tegen het besluit van de minister van 3 mei 2023 ongegrond verklaard. Met het besluit van 3 mei 2023 heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen het besluit van 7 december 2022 (vaststellingsbesluit) waarmee de minister de subsidie van de onderneming voor het vierde kwartaal van 2021 op € 0,- heeft vastgesteld en het betaalde voorschot van € 82.332,48 heeft teruggevorderd, niet-ontvankelijk verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister met het besluit van 3 mei 2023 het bezwaar tegen het vaststellingsbesluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de onderneming zonder goede reden buiten de termijn bezwaar heeft gemaakt. De door de onderneming genoemde omstandigheden maken de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Op de verzetzitting van 20 januari 2025 heeft de onderneming naar voren gebracht dat het om een klein hotel gaat, dat zij in de coronaperiode veel werknemers moest laten gaan en dat de hotelmanager daardoor zelf achter de receptie stond. De hotelmanager heeft het indienen van de subsidieaanvragen op zich genomen, maar zag op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer.
Het College begrijpt dat het een zware tijd is geweest voor de onderneming, maar stelt vast dat de onderneming in verzet geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van 18 juni 2024 niet juist is. Het verzet is daarom ongegrond. Dit betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.D.V. Efstratiades