ECLI:NL:CBB:2025:563

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
25/669
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontbinding rechtspersonen door de Kamer van Koophandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, [naam 1], heeft bezwaar gemaakt tegen de ontbindingsbesluiten van de Kamer van Koophandel (KvK) die op 31 maart 2025 zijn genomen. De KvK heeft de rechtspersonen [naam 2] en [naam 3] ontbonden verklaard omdat de enige aandeelhouder, [naam 4], was overleden en er geen bestuurders meer waren. De verzoeker stelt dat hij als gevolmachtigde van de aandeelhouders en als Procurator Generaal van de [naam 5] en [naam 6] rechtstreeks geraakt is door deze besluiten. Hij verzoekt om schorsing van de ontbindingsbesluiten en een aantekening in het handelsregister dat er een procedure loopt.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker geen belanghebbende is bij de ontbindingsbesluiten en dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter heeft vastgesteld dat de KvK al een opmerking in het Handelsregister heeft geplaatst over de procedure die loopt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd dat hij rechtstreeks geraakt wordt door de ontbindingsbesluiten en dat de stellingen over de noodzaak van een voorlopige voorziening te algemeen zijn. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/669
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] (verzoeker)

en

de Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)

Procesverloop

Met de besluiten van 31 maart 2025 (de ontbindingsbesluiten) heeft de KvK de rechtspersonen [naam 2] en [naam 3] (de twee rechtspersonen) ontbonden verklaard.
Met het besluit van 30 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 23 september 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] en de gemachtigde van de KvK.

Overwegingen

1. Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2 Naar aanleiding van een signaal van 20 november 2024 van de Orde van Advocaten dat de enige aandeelhouder, [naam 4] ( [naam 4] ), van de twee rechtspersonen was overleden, de erfgenamen de erfenis hebben verworpen en niemand bevoegd is de rechtspersonen te vertegenwoordigen, heeft de KvK besloten tot inschrijving van de opheffing van deze twee rechtspersonen. Vervolgens heeft de KvK besloten deze twee rechtspersonen te ontbinden en heeft dit voornemen gepubliceerd in de Staatscourant. Omdat niemand heeft gereageerd is de KvK met de ontbindingsbesluiten daadwerkelijk overgegaan tot ontbinding (op grond van artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
3 Met het bestreden besluit heeft de KvK het tegen de ontbindingsbesluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat [naam 1] geen belanghebbende is bij deze besluiten.
4 [naam 1] voert aan dat de aandeelhouders van de twee rechtspersonen de [naam 5] en [naam 6] zijn en dat hij als gevolmachtigde van die aandeelhouders en daarnaast persoonlijk als Procurator Generaal van de [naam 5] rechtstreeks geraakt is door de ontbindingsbesluiten. Als Procurator Generaal is hij belast met juridische en fiduciaire verantwoordelijkheden die door de ontbinding van de rechtspersonen onmogelijk worden gemaakt. [naam 1] verzoekt onder meer om schorsing van de ontbindingsbesluiten en een aantekening in het handelsregister dat het dossier in onderzoek is omdat er een voorlopige voorzieningen-/beroepsprocedure loopt.
5 De KvK stelt zich op het standpunt dat [naam 1] geen belanghebbende is bij de ontbindingsbesluiten en dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
6 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in dit geval een voorlopige voorziening te treffen en licht dit hieronder toe.
7 Gebleken is dat in het Handelsregister bij beide rechtspersomen de opmerking ‘dossier in onderzoek wegens ingediend beroep’ is opgenomen (zie ook artikel 2:19a, achtste lid, van het BW). Hiermee is al voldaan aan één van de vele verzoeken van [naam 1] , namelijk die van de vermelding in het register dat er een procedure loopt tegen de ontbindingen.
8 De voorzieningenrechter kan niet vaststellen dat de stellingen van [naam 1] en de door hem ingediende documenten inderdaad leiden tot het oordeel dat hij, danwel als gevolmachtigde van de aandeelhouders van de [naam 5] en/of de [naam 6] , danwel persoonlijk, rechtstreeks geraakt wordt door de ontbindingsbesluiten.
9 Er kan niet worden vastgesteld dat de [naam 5] en de [naam 6] aandeelhouder zijn (geworden) van de twee rechtspersonen. Uit de verschillende uittreksels van de KvK volgt immers dat [naam 4] de enige aandeelhouder was. Er is niet gebleken dat deze uittreksels niet juist waren of dat [naam 4] de aandelen overgedragen zou hebben aan de [naam 5] dan wel de [naam 6] . [naam 1] heeft gesteld dat [naam 4] al zijn bezittingen, waaronder de twee rechtspersonen, heeft overgedragen aan de [naam 5] en/of de [naam 6] maar heeft dat niet concreet gemaakt of onderbouwd. In verband met de positie van gevolmachtigde van de [naam 5] en de [naam 6] verwijst [naam 1] naar een volmacht van 15 juni 2015. Die bevindt zich niet in het dossier. [naam 1] heeft wel ingediend een benoeming tot Procurator door [naam 4] van 1 juni 2015, maar daar kan de eerder genoemde positie van gevolmachtigde niet uit worden afgeleid.
10 De stelling van [naam 1] dat hij in zijn persoonlijk belang is geraakt door de ontbinding, is evenmin onvoldoende onderbouwd. In dit verband wijst [naam 1] op een stuk met de titel “Concordat according to international law concerning the establishing of superior procurator general associated to international law (an Eccleslastical Body Sole)” van 14 juli 2020. Bij dat stuk, opgesteld na het overlijden van [naam 4] , wijst [naam 1] zichzelf aan als Procurator Generaal van, onder meer, de [naam 5] , de [naam 6] en de twee rechtspersonen. De betekenis en de geldigheid daarvan naar Nederlands recht is onduidelijk gebleven en, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet op eenvoudige wijze vast te stellen.
11 Hetgeen [naam 1] heeft aangevoerd over de noodzaak van een voorlopige voorziening, tenslotte, is erg algemeen en niet concreet gemaakt of onderbouwd met stukken. Zo stelt hij dat de rechtspersonen nog betrokken zijn bij andere rechtszaken, maar blijft onduidelijk waarom daaruit voortvloeit dat niet gewacht kan worden tot de behandeling van het beroep. Dat er mogelijk nog baten zijn – hetgeen overigens ook niet sluitend is onderbouwd – en een belang om het gestolen archief terug te halen, maakt ook niet dat niet gewacht kan worden tot behandeling van het beroep. Zoals de KvK heeft toegelicht ter zitting, is een gevolg van ontbinding dat gestart kan worden met de vereffening en staat deze vereffening er niet aan in de weg om een archief terug te halen of de baten veilig te stellen.
12 Gezien deze onzekerheid over de feiten en een onvoldoende duidelijk spoedeisend belang aan de ene kant en het belang van de KvK om een betrouwbaar register beschikbaar te stellen aan derden aan de andere kant, acht de voorzieningenrechter het niet aangewezen om een voorlopige voorziening te treffen.
Slotsom
13 De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.
w.g. M. van Duuren w.g. C.S. de Waal
Afschrift verzonden aan partijen op: