ECLI:NL:CBB:2025:44
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen lagere vaststellingen van subsidies op basis van gegevens Belastingdienst in het kader van COVID-19
Op 7 januari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken met nummers 23/73, 23/74 en 23/836. De zaak betreft een beroep van [naam 1] B.V. tegen de besluiten van de minister van Economische Zaken over de vaststelling van subsidies voor de periode van het tweede kwartaal van 2021 tot en met het eerste kwartaal van 2022, in het kader van de regeling voor subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De onderneming had aanvragen ingediend voor subsidie voor deze periodes, maar de minister had de verleende subsidies op een lager bedrag vastgesteld voor het derde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022, terwijl het subsidiebedrag voor het tweede kwartaal van 2021 hoger was vastgesteld.
Het College oordeelde dat de minister terecht is uitgegaan van de omzetgegevens die zijn verkregen van de Belastingdienst voor de berekening van het omzetverlies. De onderneming had aangevoerd dat de minister ten onrechte niet haar eigen administratie had gevolgd, maar het College oordeelde dat de gegevens van de Belastingdienst leidend zijn. Het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel werd verworpen, omdat de onderneming niet voldoende had aangetoond dat de minister onterecht van de Belastingdienstgegevens was afgeweken. De minister had in zijn verweerschrift toegelicht dat er in het verleden fouten waren gemaakt, maar dat deze niet voldoende waren om een schending van het rechtszekerheidsbeginsel aan te nemen. De uitspraak van het College bevestigde dat de subsidies in overeenstemming waren met de gegevens van de Belastingdienst en dat de beroepen ongegrond werden verklaard.