In deze uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat het beroep van [de instelling] tegen het door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 23 augustus 2022 vastgestelde verdeelplan medische vervolgopleidingen 2023 niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het College in een eerdere uitspraak op 30 januari 2024 al heeft vastgesteld dat het verdeelplan 2023 een deugdelijke wettelijke grondslag mist en dit verdeelplan heeft herroepen. Hierdoor is het procesbelang van [de instelling] bij de huidige procedure komen te vervallen.
Het College heeft de uitspraak zonder zitting gedaan, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om te concluderen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had het bezwaar van [de instelling] doorgestuurd naar de rechtbank Zeeland–West-Brabant, maar het College is van oordeel dat het bevoegd is om over het beroep te oordelen.
De uitspraak van het College van 30 januari 2024, waarin het verdeelplan 2023 werd herroepen, heeft invloed gehad op de ontvankelijkheid van het huidige beroep. Het College heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan [de instelling], vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand, en draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 371,- aan [de instelling] te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.