In deze uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dat de beroepen van [de instelling] B.V. tegen de door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 27 augustus 2020 en 18 augustus 2021 vastgestelde verdeelplannen medische vervolgopleidingen 2021 en 2022 gegrond zijn. Het College heeft eerder op 30 januari 2024 in een andere zaak geoordeeld dat het verdeelplan 2023 een deugdelijke wettelijke grondslag mist. Dit oordeel is ook van toepassing op de verdeelplannen 2021 en 2022, die eveneens niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Het College heeft besloten om zelf in de zaak te voorzien door de verdeelplannen 2021 en 2022 te herroepen, aangezien deze plannen zijn vastgesteld zonder de juiste wettelijke basis.
De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om te concluderen dat de beroepen kennelijk gegrond zijn. De minister had in een eerder besluit van 31 december 2020 het bezwaar van [de instelling] tegen het verdeelplan 2021 ongegrond verklaard, maar het College heeft dit besluit vernietigd. De verdeelplannen zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, maar het College heeft geoordeeld dat de minister buiten zijn bevoegdheid is getreden door individuele opleidingsplaatsen vast te stellen.
Het College heeft de minister opgedragen om het betaalde griffierecht van € 742,- aan [de instelling] te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 januari 2025, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan verzet worden aangetekend binnen zes weken na verzending.