Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[de instelling] , te [plaats] ( [de instelling] )
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
Samenvatting
niet-ontvankelijk is.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak oordeelt het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dat het beroep van een instelling tegen een niet gepubliceerd en/of gedateerd besluit om voor het jaar 2024 een beschikbaarheidbijdrage toe te kennen, niet-ontvankelijk is. Het College heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat er voldoende informatie beschikbaar is om te concluderen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een zitting niet nodig is in dergelijke gevallen.
Het beroep is gericht tegen een besluit dat niet openbaar is gemaakt, en de instelling stelt dat dit besluit onrechtmatige staatsteun oplevert en niet rechtmatig tot stand is gekomen. De besluiten tot het toekennen van een beschikbaarheidsbijdrage worden genomen door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het College legt uit dat er geen rechtstreeks beroep mogelijk is tegen een besluit van de NZa; eerst moet er bezwaar worden gemaakt, zoals bepaald in artikel 7:1 van de Awb. De instelling kan in bezwaar aangeven tegen welke besluiten het bezwaar is gericht.
Het College concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en zal het beroep doorzenden aan de NZa ter behandeling als bezwaarschrift. De NZa is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.