In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 3 juni 2025 uitspraak gedaan over de aanvragen van verschillende ondernemingen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) in het kader van de COVID-19-regeling. De minister van Economische Zaken had eerder de aanvragen voor de subsidie afgewezen, omdat deze buiten de aanvraagperiode waren ingediend. Echter, na een schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de minister aangegeven de aanvragen alsnog inhoudelijk te willen beoordelen, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere afwijzing niet langer werd gehandhaafd. Het College heeft de beroepen van de ondernemingen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de minister opgedragen om binnen vier weken nieuwe beslissingen te nemen op de aanvragen. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de ondernemingen, vastgesteld op € 2.721,-, en het betaalde griffierecht van € 1.460,-. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor ondernemingen om opnieuw aanvragen in te dienen, zelfs na een eerdere afwijzing, en de verplichting van de minister om deze aanvragen opnieuw te beoordelen.