Op 29 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een houder van veertien honden, een voorlopige voorziening vroeg tegen de beslissing van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om spoedbestuursdwang toe te passen. De staatssecretaris had vastgesteld dat verzoekster drie overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren had begaan. Tijdens een inspectie op 28 maart 2025 door de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn in samenwerking met de (dieren)politie, werden de honden aangetroffen in slechte gezondheid en onder onhygiënische omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris voldoende onderbouwd had dat de honden niet de nodige verzorging hadden gekregen en dat de leefomstandigheden niet voldeed aan de wettelijke eisen. Verzoekster betwistte de overtredingen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor de geconstateerde overtredingen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er sprake was van een spoedeisende situatie en de staatssecretaris terecht had besloten tot spoedbestuursdwang. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 april 2025.