ECLI:NL:CBB:2025:254

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23/1521
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving schorsing bestuurder Vereniging van Eigenaars in handelsregister

In deze zaak heeft de Kamer van Koophandel (KvK) op 4 april 2023 de opgave van [naam 1] tot inschrijving van de schorsing van [naam 2] als bestuurder van de Vereniging van Eigenaars (VvE) geweigerd. De KvK had gerede twijfel over de juistheid van de opgave, omdat er geen rechtsgeldig besluit van de VvE tot schorsing of op non-actiefstelling van [naam 2] was aangetoond. Het bestreden besluit van 14 juni 2023, waarin het bezwaar van [naam 1] ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 werd de zaak behandeld, waarbij zowel [naam 1] als zijn gemachtigde, mr. B.A. van den Enden, aanwezig waren. De KvK had eerder in een beschikking van de kantonrechter op 26 januari 2023 de besluiten van de VvE tot ontslag van [naam 2] vernietigd, wat de twijfels van de KvK versterkte. Het College oordeelde dat de KvK voldoende onderzoek had gedaan en op goede gronden had geweigerd de inschrijving door te voeren. Het beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de KvK hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1521

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats 1]

en

de Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. B.A. van den Enden)
Met als derde partij
[naam 2], te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. M.O. Klaassen)

Procesverloop

Met het besluit van 4 april 2023 heeft de Kamer van Koophandel (KvK) de door [naam 1] gedane opgave tot inschrijving van de schorsing van [naam 2] per 15 december 2021 als bestuurder van de Vereniging van Eigenaars [plaats] (VvE) geweigerd.
Met het besluit van 14 juni 2023 (bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 2] heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
[naam 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zitting was op 27 februari 2025. Aan de zitting hebben [naam 1] en Van den Enden deelgenomen.
Inleiding
1.1
[naam 1] en [naam 2] zijn de enige leden van de VvE. In het handelsregister van de KvK is opgenomen dat [naam 1] voorzitter, secretaris en plaatsvervangend administrateur van de VvE is. [naam 2] is volgens het handelsregister vicevoorzitter, penningmeester en administrateur (bestuurder) van de VvE.
1.2
Op 1 april 2023 heeft [naam 1] aan de KvK opgave gedaan tot inschrijving van de schorsing van [naam 2] als bestuurder van de VvE per 15 december 2021. De KvK heeft de inschrijving van de opgave geweigerd omdat, zij gerede twijfel had over de juistheid van de opgave. De KvK heeft deze weigering in het bestreden besluit in stand gelaten, omdat zij nog steeds gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave. De KvK kan niet vaststellen dat de VvE een rechtsgeldig besluit heeft genomen tot op non-actiefstelling of schorsing van [naam 2] . Daarbij heeft de KvK in aanmerking genomen dat de kantonrechter van de rechtbank Den Haag in zijn beschikking van 26 januari 2023 besluiten van de VvE die zijn genomen tijdens vergaderingen op 6 april 2022 en 20 april 2022 en die strekken tot ontslag van [naam 2] als administrateur, vicevoorzitter en penningmeester, heeft vernietigd. Daarnaast heeft de KvK erop gewezen dat zij in een eerdere beslissing op bezwaar van 28 maart 2023 het bezwaar van [naam 2] tegen de registratie van zijn uittreding per 6 april 2022 gegrond heeft verklaard en die registratie ongedaan heeft gemaakt.
1.3
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten van partijen
2.1
[naam 1] stelt zich op het standpunt dat de KvK de inschrijving van de opgave ten onrechte heeft geweigerd. Omdat zich een strijdigheid van belangen voordeed, was [naam 1] op grond van artikel 5:133, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) als voorzitter van de VvE bevoegd om als vervanger van [naam 2] voor het bestuur aan te treden. Hieruit volgt dat [naam 2] op non-actief is gesteld. Omdat de KvK geen formulier heeft voor de registratie van een op non-actiefstelling, heeft [naam 1] het formulier voor schorsing gebruikt voor de opgave.
2.2
De KvK blijft bij haar standpunt dat zij de inschrijving van de opgave terecht heeft geweigerd, omdat zij niet kan vaststellen dat een rechtsgeldig besluit van de VvE tot op non-actiefstelling of schorsing tot stand is gebracht met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2021. [naam 2] is het daar mee eens.
Beoordeling door het College
3.1
Het College ziet geen aanleiding om de VvE als derde partij aan het geding te laten deelnemen, zoals [naam 1] heeft verzocht, omdat de beide leden van de VvE al aan dit geding deelnemen.
3.2
In dit soort zaken beoordeelt het College of de KvK gerede twijfel mocht hebben over de juistheid van de opgave, zodat er aanleiding bestond om het verzoek tot inschrijving daarvan te weigeren op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit 2008. De KvK gaat als beheerder van het handelsregister alleen over de inschrijvingen in dat register. De KvK moest de juistheid van de opgave onderzoeken en daarbij een inschatting maken van civielrechtelijke feiten, waarbij het definitieve oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het is de taak van het College om te beoordelen of het onderzoek van de KvK hiervoor voldoende is geweest.
3.3
Het College is van oordeel dat de KvK voldoende onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de opgave en op basis van de uitkomsten van dat onderzoek op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat zij daarover gerede twijfel heeft. De KvK heeft aan die conclusie ten grondslag mogen leggen dat van een rechtsgeldig besluit van de VvE tot schorsing of op non-actief stelling van [naam 2] niet is gebleken. De kantonrechter heeft bij beschikking van 26 januari 2023 de besluiten die strekken tot ontslag van [naam 2] als administrateur, vicevoorzitter en penningmeester, vernietigd. Het gerechtshof Den Haag heeft deze beschikking, nadat de KvK het bestreden besluit heeft genomen, bij beschikking van 23 april 2024 bekrachtigd. De beschikking van de kantonrechter was voor de KvK in een eerdere beslissing op bezwaar van 28 maart 2023, al reden om de registratie van de uittreding van [naam 2] per 6 april 2022 ongedaan te maken. De KvK heeft van belang mogen achten dat [naam 1] enkele dagen na de beslissing op bezwaar van 28 maart 2023 weer opgave heeft gedaan tot inschrijving van de schorsing of op non-actiefstelling van [naam 2] als bestuurder, met terugwerkende kracht tot 15 december 2021. Deze gang van zaken roept op zichzelf al vragen op over de juistheid van die laatste opgave.
3.4
Het College volgt [naam 1] niet in zijn stelling dat [naam 2] eenzijdig op non-actief is gesteld of is geschorst, omdat [naam 1] op grond van artikel 5:133, tweede lid, van het BW bevoegd was om als zijn vervanger op te treden. Artikel 5:133, tweede lid, van het BW bepaalt dat de voorzitter van de VvE in de plaats van het bestuur treedt als de VvE of de gezamenlijke appartementseigenaars een belang hebben dat tegenstrijdig is met dat van een bestuurder. Het gerechtshof overweegt onder 6.9 van de beschikking van 23 april 2024 het volgende:
“Artikel 5:133 lid 2 BW bepaalt dat de voorzitter van de VvE in de
plaats van het bestuur treedt als de VvE of de gezamenlijke appartementseigenaars een
belang hebben dat tegenstrijdig is met dat van een bestuurder. Daarbij wordt uiteraard
uitgegaan van de premisse dat de voorzitter van de VvE niet zelf ook een belang heeft dat
tegenstrijdig is aan dat van de VvE of de gezamenlijke appartementseigenaars. In het
onderhavige geval is daarvan geen sprake. De belangen van [naam 1] en [naam 2] zijn op
de betreffende onderwerpen tegengesteld. [naam 2] heeft hier ter zitting terecht op
gewezen. Het hof verwerpt dan ook de stelling van [naam 1] dat hij voorafgaand aan en
tijdens de vergaderingen van 6 april 2022 en 20 april 2022 in de plaats van [naam 2]
het bestuur van de VvE kon vertegenwoordigen.”
3.5
Dit oordeel in de beschikking van het gerechtshof, waartegen [naam 1] geen cassatie heeft ingesteld, onderschrijft de conclusie van de KvK dat sprake is van gerede twijfel over de juistheid van de opgave tot inschrijving van de schorsing van [naam 2] als bestuurder van de VvE. Het belang van [naam 1] bij de schorsing of op non-actiefstelling van [naam 2] is namelijk, net als de genoemde belangen in de beschikking van het gerechtshof, tegengesteld aan het belang van [naam 2] . Het beroep van [naam 1] op artikel 5:133, tweede lid, van het BW leidt daarom niet tot een ander oordeel.
3.6
Dat wat [naam 1] verder heeft gesteld gaat de beoordeling die het College moet maken te buiten. Het College ziet dan ook geen aanleiding om, zoals door [naam 1] is verzocht, onderzoek te laten doen door een rechter-commissaris of om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de toepassing van artikel 5:133, tweede lid, van het BW, nog daargelaten of aan de voorwaarden voor het stellen van dergelijke vragen is voldaan.
Slotsom
4 De KvK heeft de inschrijving van de opgave op goede gronden geweigerd. Het beroep is ongegrond. De KvK hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Smorenburg, mr. J.H. de Wildt en mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. A.M. Slierendrecht

Bijlage

Burgerlijk Wetboek
Artikel 5:133, tweede lid
In gevallen waarin de vereniging of de gezamenlijke appartementseigenaars een belang hebben, tegenstrijdig met dat van een bestuurder, treedt de voorzitter van de vergadering van eigenaars bij belet of ontstentenis van andere bestuurders eveneens in de plaats van het bestuur.
Handelsregisterbesluit 2008
Artikel 5, tweede lid
De Kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:
(…)
e. de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.