ECLI:NL:CBB:2025:246

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
25/220
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake overtredingen van de Transportverordening door een pluimveetransporteur

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 8 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van [naam 1] B.V., een pluimveetransporteur. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had op 31 januari 2025 een last onder dwangsom opgelegd aan [naam 1] B.V. wegens herhaalde overtredingen van de Transportverordening (EG) nr. 1/2005. Toezichthouders van de NVWA constateerden dat tijdens transporten kuikens met hun vleugel of kop beklemd zaten in de containerlade, wat leidde tot lichamelijk letsel en onnodig lijden voor de dieren. De voorzieningenrechter oordeelde dat [naam 1] B.V. verantwoordelijk is voor het welzijn van de dieren tijdens het transport, ook al waren de beklemmingen in eerste instantie veroorzaakt door de vangploeg. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat het handhavingsbesluit van de minister naar verwachting in stand zal blijven. De voorzieningenrechter benadrukte dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot het belang van dierenwelzijn en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een begunstigingstermijn rechtvaardigden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor vervoerders om adequaat toezicht te houden op het welzijn van de dieren tijdens transport.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/220
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. E. Dans)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: mr. B.M. Kleijs en mr. F. Peters van Nijenhof)

Procesverloop

Met het besluit van 31 januari 2025 (handhavingsbesluit) heeft de minister met onmiddellijke ingang aan [naam 1] de last onder dwangsom opgelegd om niet langer artikel 3, aanhef en artikel 6, derde lid, in samenhang met bijlage I, hoofdstuk II, paragraaf 1, sub 1.1, onder a, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (Transportverordening) te overtreden door bij transporten vervoermiddelen op een zodanige manier te gebruiken dat het welzijn van pluimvee niet is gewaarborgd.
[naam 1] heeft tegen het handhavingsbesluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een verweerschrift en een nadere productie ingediend. [naam 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zitting was op 1 april 2025. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen. Namens [naam 1] waren [naam 2] en [naam 3] aanwezig.

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam 1] exploiteert een transportbedrijf. Zij vervoert levend pluimvee vanuit pluimveehouderijen naar verschillende slachthuizen. In 2024 hebben toezichthoudend dierenartsen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meerdere malen geconstateerd dat tijdens transporten kuikens met hun vleugel of (in een enkel geval) hun kop beklemd zaten in de containerlade waarin zij werden vervoerd. Volgens de toezichthoudend dierenartsen is een vleugelbeklemming zeer pijnlijk voor een kuiken, omdat het lichamelijk letsel veroorzaakt. De beklemmingen zijn volgens de toezichthoudend dierenartsen voorafgaand aan het transport ontstaan, bij het plaatsen van de dieren in de containers.
1.2
Volgens de minister heeft [naam 1] daarmee artikel 3, aanhef en artikel 6, derde lid, in samenhang met bijlage I, hoofdstuk II, paragraaf 1, sub 1.1, onder a, van de Transportverordening overtreden. Door dieren te vervoeren die beklemd zitten in containers, gebruikt [naam 1] haar containers niet op zodanige wijze dat bij de dieren tijdens het vervoer letsel of lijden wordt voorkomen. Dit had voorkomen kunnen worden als de chauffeur de beklemmingen had verholpen tijdens het uitvoeren van een dierenwelzijnscontrole voorafgaand aan het transport. De minister heeft hiervoor in de periode van april 2024 tot en met september 2024 acht bestuurlijke boetes opgelegd aan [naam 1] .
1.3
Verder heeft de minister [naam 1] op 26 november 2024 een voornemen gestuurd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter voorkoming van herhaling van overtredingen. Nadat [naam 1] op het voornemen heeft gereageerd met een zienswijze, heeft de minister op 31 januari 2025 een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat [naam 1] containers op een zodanige manier moet gebruiken dat het welzijn van de daarin vervoerde dieren is gewaarborgd zodat artikel 3, aanhef en artikel 6, derde lid, in samenhang met bijlage I, hoofdstuk II, paragraaf 1, sub 1.1, onder a, van de Transportverordening niet meer wordt overtreden. Aan de last is een termijn van een jaar verbonden, die ingaat op de dag na verzending van het handhavingsbesluit. [naam 1] verbeurt een dwangsom van € 20.000,- als toezichthouders van de NWVA vaststellen dat het welzijn van het pluimvee is geschonden door de wijze waarom [naam 1] tijdens transporten containers heeft gebruikt. Het maximale dwangsombedrag is € 100.000,-.
1.4
Op 13 maart 2025 heeft [naam 1] bezwaar gemaakt tegen het handhavingsbesluit en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. [naam 1] verzoekt de voorzieningenrechter primair om het handhavingsbesluit te schorsen tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Subsidiair verzoekt [naam 1] de voorzieningenrechter om een begunstigingstermijn te stellen.
1.5
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Spoedeisend belang
2.1
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, als tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de voorzieningenrechter in deze uitspraak een oordeel geeft over de rechtmatigheid van het handhavingsbesluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.2
De minister heeft op 6, 7 en 10 februari 2025 opnieuw overtredingen geconstateerd. Op 6 maart 2025 heeft de minister [naam 1] bericht dat hij vanwege de overtreding op 6 februari 2025 het voornemen heeft om een dwangsom van € 20.000,- in te vorderen. Verder heeft de minister in het handhavingsbesluit aangekondigd dat hij nadere maatregelen zal nemen zodra de maximale dwangsom van € 100.000,- is bereikt. Hij kan dan bijvoorbeeld een hogere last onder dwangsom opleggen, of de vervoersvergunning van [naam 1] schorsen. Gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat [naam 1] voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid
3.1
Uit artikel 3, aanhef van de Transportverordening volgt dat het verboden is dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Verder volgt uit artikel 6, derde lid, in samenhang met bijlage I, hoofdstuk II, paragraaf 1, sub 1.1, onder a, van de Transportverordening dat de vervoermiddelen, containers en toebehoren zodanig moeten zijn ontworpen en geconstrueerd, en op zodanige wijze moeten worden onderhouden en gebruikt dat letsel en onnodig lijden van de dieren wordt voorkomen en hun veiligheid gegarandeerd is.
3.2
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de rapporten van bevindingen [1] dat [naam 1] deze bepalingen uit de Transportverordening heeft overtreden. In de rapporten van bevindingen staat namelijk dat toezichthouders van de NVWA na aankomst bij het slachthuis hebben geconstateerd dat door [naam 1] vervoerde kuikens met hun vleugel of (in een enkel geval) hun kop beklemd zaten in de containerlade. De beklemmingen zijn volgens de toezichthouders voorafgaand aan het transport ontstaan, bij het plaatsen van de kuikens in de containers. [naam 1] plaatst de kuikens niet zelf in de containers. Dat doen vangploegen, in opdracht van de pluimveehouder. Anders dan [naam 1] stelt, maakt dit niet dat geen sprake is van een overtreding.
3.3
Uit de rapporten van bevindingen blijkt namelijk dat beklemmingen zichtbaar waren aan de buitenkant van de containerlade en door de chauffeur hadden kunnen worden opgemerkt tijdens het laden van de containers op de vrachtwagen en tijdens de welzijnscontrole voor vertrek. Het ligt op de weg van (de chauffeur van) [naam 1] om deze beklemmingen te verhelpen, zodat letsel of onnodig lijden van de kuikens tijdens het vervoer wordt voorkomen. Zoals de minister stelt, volgt uit de omstandigheid dat de zichtbare beklemmingen niet zijn opgemerkt door de chauffeur, dat de chauffeur voorafgaand aan het vervoer onvoldoende heeft gecontroleerd op beklemmingen. Hieruit volgt dat wel degelijk sprake is van een overtreding door [naam 1] , ook als de beklemmingen in eerste instantie zijn veroorzaakt door de vangploeg. De stelling van [naam 1] dat de containers die zij gebruikt aan de algemene eisen voldoen, maakt dat niet anders. De minister is daarom bevoegd om handhavend op te treden en een last onder dwangsom op te leggen.
3.4
Dat de minister van die bevoegdheid gebruikt heeft gemaakt is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onevenredig. Ook de hoogte van de dwangsom staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van belang van dierenwelzijn en de beoogde werking van de dwangsom, namelijk het voorkomen van verdere overtredingen.
3.5
De voorzieningenrechter volgt [naam 1] niet in haar standpunt dat de minister een begunstigingstermijn aan de last onder dwangsom had moeten verbinden, zodat zij er kort gezegd voor had kunnen zorgen dat de vangploegen minder beklemmingen veroorzaken. In dit geval strekt de last onder dwangsom tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, zodat geen begunstigingtermijn aan de last onder dwangsom hoeft te worden verbonden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister toch een begunstigingstermijn aan de last onder dwangsom had moeten verbinden, is geen sprake. Voor [naam 1] was al geruime tijd duidelijk dat de minister overtredingen constateerde, zodat zij maatregelen had kunnen treffen. Zoals de minister heeft toegelicht, zijn verschillende aanpassingen van de bedrijfsvoering mogelijk om herhaling van de overtreding te voorkomen. [naam 1] kan bijvoorbeeld voorafgaand aan het vervoer meer tijd nemen voor het laden en controleren van de kuikens, minder kuikens vervoeren of meer medewerkers inzetten voor het controleren op eventuele beklemmingen. Niet gebleken is dat deze aanpassingen zonder begunstigingstermijn onmogelijk zijn.
Slotsom
4 Het handhavingsbesluit zal naar verwachting in bezwaar in stand blijven. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
w.g. D. Brugman w.g. A.M. Slierendrecht

Bijlage

Verordening (EG) Nr. 1/2005 van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
Artikel 3
Algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
(…)
Artikel 6
Vervoerders
(…)
3. De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
Bijlage I, hoofdstuk II, paragraaf 1, sub 1.1, onder a, van Verordening (EG) Nr. 1/2005
1. Bepalingen voor vervoermiddelen in het algemeen
1.1.
De vervoermiddelen, containers en toebehoren moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd, en op zodanige wijze worden onderhouden en gebruikt dat:
a) letsel en onnodig lijden van de dieren voorkomen wordt en hun veiligheid gegarandeerd is;
(…)

Voetnoten

1.Opgemaakt naar aanleiding van inspecties op 25 januari 2024, 14 februari 2024, 23 februari 2024, 28 februari 2024, 13 maart 2024, 22 maart 2024, 9 april 2024 en 5 juni 2024.