ECLI:NL:CBB:2025:237
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van subsidieaanvraag COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 maart 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De ondernemer, die zich had laten bijstaan door G. Spreeuwenberg, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 16 juli 2024. In die uitspraak was het beroep van de ondernemer tegen een besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de ondernemer tegen de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het vierde kwartaal van 2021, vanwege termijnoverschrijding.
De ondernemer stelde in verzet dat hij tijdig bezwaar had gemaakt op 14 november 2022, maar kon dit niet aannemelijk maken. Het College oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard en bleef de eerdere uitspraak van 16 juli 2024 in stand. De procedure is hiermee geëindigd.