ECLI:NL:CBB:2025:236

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
23/1257
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over subsidie aanvraag COVID-19

Op 13 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een ondernemer die in verzet ging tegen een eerdere uitspraak van 25 juni 2024, waarin zijn beroep tegen een besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het eerste kwartaal van 2021, vanwege termijnoverschrijding. De ondernemer stelde dat hij het besluit nooit had gezien en dat hij pas later op de hoogte was geraakt. Hij voerde aan dat de coronacrisis zijn persoonlijke omstandigheden had bemoeilijkt, wat hem zou hebben verhinderd om tijdig te reageren.

Het College oordeelde echter dat de overschrijding van de termijn aan de ondernemer zelf was toe te rekenen. De ondernemer had erkend dat hij het notificatiebericht had ontvangen, wat betekende dat hij op de hoogte had kunnen zijn van het besluit. Het College concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de ondernemer niet zodanig waren dat ze de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en bleef de eerdere uitspraak in stand, waarmee de procedure werd beëindigd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1257
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2025 op het verzet van

[naam 1] , te [woonplaats] (onderneming)

Voor de onderneming is aanwezig [naam 2] (de ondernemer). Voor de minister van Economische Zaken is aanwezig mr. P. van Veen.

Rechter: mr. M. Schoneveld

Griffier: mr. I.E. van de Geest

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. Het College heeft met de uitspraak van 25 juni 2024 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, het beroep van de onderneming tegen het besluit van de minister van 1 mei 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft geoordeeld dat de minister het bezwaar tegen het besluit over de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
2 In verzet tegen de uitspraak van 25 juni 2024 heeft de ondernemer aangevoerd dat hij het besluit nooit heeft gezien. Toen hij bekend raakte met het besluit, heeft hij direct gereageerd. Bij de aanvraag van de subsidie in het digitale portaal heeft de ondernemer onbewust “Ja” ingevuld bij de stelling "Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag”. De ondernemer heeft ter zitting nog toegelicht dat de coronacrisis een moeilijke tijd was doordat hij niet mocht werken en het ook in de privésfeer moeilijk was.
3 De overschrijding van de termijn is aan de onderneming toe te rekenen. Zoals de ondernemer op de zitting heeft erkend, heeft hij het notificatiebericht wel ontvangen. Daarmee staat vast dat de ondernemer op de hoogte kon zijn van het besluit. Van de ondernemer mocht verwacht worden dat hij daarop reageert en tijdig in de digitale omgeving kijkt of er besluiten voor hem klaarstaan. De persoonlijke omstandigheden die de ondernemer aanvoert zijn niet zodanige bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
4 Het verzet slaagt daarom niet. De uitspraak van 25 juni 2024 blijft in stand. Dit betekent dat de procedure hiermee is geëindigd.
w.g. M. Schoneveld w.g. I.E. van de Geest