ECLI:NL:CBB:2025:221

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
23/1224
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van subsidie op grond van onjuiste gegevens en identiteitsfraude in het kader van de TVL-regeling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken. De minister had op 17 september 2021 een subsidie verleend aan de ondernemer op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19, maar trok deze subsidie later in en vorderde een voorschot van € 40.000,- terug. De ondernemer stelde dat hij nooit subsidie had aangevraagd en dat er sprake was van identiteitsfraude. Het College oordeelde dat de minister bevoegd was om de subsidie in te trekken, omdat de ondernemer onjuiste of onvolledige gegevens had verstrekt. De ondernemer had geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn claim van identiteitsfraude. Het College concludeerde dat de intrekking van de subsidie en de terugvordering van het voorschot niet in strijd waren met het evenredigheidsbeginsel. De uitspraak bevestigde dat de minister rechtmatig had gehandeld en dat het beroep van de ondernemer ongegrond was.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1224

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [woonplaats] (ondernemer)
en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. J.W.P. van Oosten en mr. P. van Veen)

Procesverloop

Met het besluit van 17 september 2021 (intrekkingsbesluit) heeft de minister de aan de ondernemer op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 verleende subsidie voor de periode 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 ingetrokken. Ook heeft de minister het betaalde voorschot van € 40.000,- teruggevorderd.
Met het besluit van 29 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Met de brief van 9 augustus 2024 heeft de griffier aan partijen een aantal vragen gesteld. Partijen hebben op 5 september 2024 een reactie ingediend. Op 6 november 2024 heeft de minister aanvullende informatie ingediend naar aanleiding van een vraag van het College.
De zitting was op 14 november 2024. Aan de zitting heeft de toenmalige gemachtigde van de ondernemer, mr. K. Horstman, deelgenomen en voor de minister mr. Van Oosten. Het onderzoek ter zitting is geschorst om de gemachtigde van de ondernemer de gelegenheid te geven met de ondernemer te overleggen.
Op 12 februari 2025 heeft mr. Horstman laten weten zich terug te trekken als gemachtigde van de ondernemer.
De nadere zitting was op 27 februari 2025. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

Samenvatting
1. De minister heeft aan de ondernemer een subsidie op grond van de TVL verleend en een voorschot van € 40.000,- betaald. Nadien heeft de minister de verleende subsidie ingetrokken en het betaalde voorschot teruggevorderd omdat er onjuiste of onvolledige gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. De ondernemer is het niet eens met de terugvordering. Volgens de ondernemer heeft hij namelijk nooit subsidie aangevraagd en heeft hij de subsidie ook nooit ontvangen. Er is sprake van identiteitsfraude. Het College geeft de ondernemer geen gelijk. De minister mocht de verleende subsidie intrekken. Deze intrekking en de terugvordering van de verleende subsidie zijn niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Oordeel van het College
3 Het College is van oordeel dat de minister bevoegd was de subsidie in te trekken. Uit artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt namelijk dat de minister, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening mag intrekken als de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid. De ondernemer en de minister zijn het erover eens dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor een subsidie op grond van de TVL. De minister was daarom bevoegd de subsidieverlening in te trekken.
4.1
Nu de minister bevoegd was de subsidie in te trekken, moet het College beoordelen of de minister die bevoegdheid in dit geval ook mocht gebruiken en of hij de onverschuldigd betaalde subsidie op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb mocht terugvorderen. De ondernemer heeft in dit kader een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. De ondernemer heeft echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd, die tot de conclusie leiden dat de gevolgen van de intrekking en terugvordering van de subsidie onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dat het bestreden besluit volgens de ondernemer voor hem onevenredig nadelig uitpakt omdat hij de aanvraag niet heeft ingediend en het voorschot door iemand anders van de rekening is gehaald en dus niet aan de ondernemer ten goede is gekomen, volgt het College niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Uit de gedingstukken van het dossier blijkt dat er een aanvraag is ingediend op naam van de ondernemer met als contactpersoon [naam 1] , ( [naam 3] ) en dat de aanvraag door middel van DigiD of eHerkenning is ingediend. Verder blijkt dat het voorschot is gestort op het rekeningnummer zoals opgegeven bij de aanvraag, dat dit rekeningnummer correspondeert met een, desgevraagd, per e-mail verzonden foto van de betaalpas en dat op deze betaalpas de naam van [naam 3] , is vermeld.
4.3
De ondernemer stelt dat hij de aanvraag niet heeft ingediend. Volgens hem is sprake van identiteitsfraude, waarbij hij heeft gewezen op het proces-verbaal van de aangifte van die identiteitsfraude. Ook wijst de ondernemer op het verkeerde e-mailadres dat op de aanvraag is vermeld. Volgens de ondernemer heeft iemand de bankpas, die de ondernemer bij het oud papier had weggegooid, gevonden en op die manier de aanvraag ingediend en daarna het betaalde voorschot gepind of van de rekening opgenomen. Deze fraude is mede het gevolg van de wijze waarop het aanvraagproces door de minister is ingericht. Er vindt nauwelijks een vorm van controle plaats. In het geval van de ondernemer had de minister eenvoudig kunnen opmerken dat op basis van de ingevulde omzetcijfers het duidelijk was dat het ging om een frauduleuze aanvraag. Het is namelijk absurd om uit te gaan van een omzet van 1 miljoen euro per jaar in het geval van een taxibedrijf met één wagen.
4.4
Het College is van oordeel dat de ondernemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de aanvraag niet heeft ingediend. De aanvraag is namelijk met behulp van DigiD of
eHerkenning ingediend, terwijl voor het verkrijgen van dergelijke identiteitssystemen legitimatie is vereist. De ondernemer heeft niet aannemelijk gemaakt op welke wijze iemand anders in naam van de ondernemer een aanvraag heeft kunnen indienen. De ondernemer stelt wel dat er sprake is van identiteitsfraude, maar enige concrete onderbouwing van die stelling ontbreekt. Voor het College is daarom ook komen vast te staan dat de ondernemer, naast het indienen van de aanvraag, met het op de aanvraag vermelde e-mailadres heeft gecorrespondeerd met medewerkers van de minister en de foto van de bankpas heeft verzonden. Nu de minister vervolgens in overeenstemming met artikel 4:89, eerste lid, van de Awb op dit rekeningnummer het voorschot heeft overgemaakt, moet ervan worden uitgegaan dat het voorschotbedrag aan de ondernemer is betaald. De ondernemer heeft ook erkend dat het gaat om zijn bankrekening. Daarom heeft de minister het onverschuldigde betaalde voorschot van de ondernemer kunnen terugvorderen. Dat, zoals de ondernemer stelt, anderen het betaalde voorschot van zijn bankrekening hebben opgenomen, is een aangelegenheid waar de minister buiten staat. Dat is een kwestie tussen de ondernemer en zijn bank.
4.5
De conclusie is dat aan de ondernemer subsidie is verleend en een voorschot is uitbetaald, terwijl hij daar geen recht op had. Dat maakt dat de intrekking en terugvordering niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de minister had moeten afzien van het gebruik van zijn bevoegdheid om op grond van de artikelen 4:48, eerste lid en onder c, en 4:57, eerste lid, van de Awb de aan de ondernemer verleende subsidie in te trekken en het voorschot van hem terug te vorderen.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. P.M. Beishuizen

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c,
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
Artikel 4:57, eerste lid,
1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
Artikel 4:89, eerste lid,
1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt betaling door bijschrijving op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening.