ECLI:NL:CBB:2025:215

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
23/822
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing subsidieverzoek voor GLB-betalingen

In deze zaak heeft de maatschap [naam 1] en [naam 2] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, waarin de aanvraag voor uitbetaling van basis- en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2022 werd afgewezen. De minister had op 25 november 2022 besloten dat de opgegeven percelen 88 en 104 niet subsidiabel waren, omdat deze niet landbouwkundig in gebruik waren. De maatschap betwistte deze beslissing en voerde aan dat perceel 88 werd gebruikt voor het houden van een pony en perceel 104 voor opslag van een beregeningsinstallatie.

Tijdens de zitting op 20 februari 2025 werd de beroepsgrond over perceel 96 laten vallen, waardoor het College zich moest richten op de percelen 88 en 104. Het College oordeelde dat perceel 88, dat naast een woning ligt, in 2022 niet voor landbouwdoeleinden werd gebruikt, en dat het houden van een pony niet als landbouwactiviteit wordt erkend. Ook perceel 104 werd niet als subsidiabel aangemerkt, omdat het in 2022 onbeteeld was. Het College volgde de minister in zijn oordeel en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 1 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] en [naam 2] te [woonplaats] (maatschap)

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. J. van Horsen)

Procesverloop

Met een besluit van 25 november 2022 heeft de minister beslist op de aanvraag van de maatschap voor het jaar 2022 om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Met een besluit van 20 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door de maatschap gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De maatschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 februari 2025. Daar waren voor de maatschap [naam 1] en [naam 2] en voor de minister zijn gemachtigde en [naam 3] .

Overwegingen

Inleiding en feiten
1.1
De maatschap heeft voor de uitbetaling voor het jaar 2022 van de basis- en vergroeningsbetaling de percelen 88 (0,14 ha) en 104 (0,05 ha) opgegeven.
1.2
De minister heeft de maatschap op 23 mei 2022 uitgenodigd om te controleren of de grenzen van haar percelen op de in 2022 gebruikte AAN-laag (Agrarisch Areaal Nederland) overeenkomen met die van de per 1 januari 2023 gebruikte digitale kaart Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) (BGT-check). Met een brief van 20 augustus 2022 is de maatschap bericht dat de BGT-check is voltooid. Uit die brief blijkt, voor zover hier van belang, dat van perceel 88 de BGT-grens wordt aangepast.
2 De minister heeft in zijn besluiten de percelen 88 en 104 niet subsidiabel geacht. Perceel 88 is een erf of tuin en perceel 104 een zandpad. Beide percelen zijn volgens de minister niet landbouwkundig in gebruik en dus geen subsidiabele landbouwgrond.
3 De maatschap is het daar niet mee eens. Zij heeft perceel 88 in gebruik voor een pony. Als de pony daar niet is spelen er kinderen en wordt daar soms een trampoline neergezet. Dit perceel is bij de BGT-check goedgekeurd. Waarom nu niet? Het zandpad op perceel 104 is in 2021 gesaneerd. Zij heeft daar Japanse haver gezaaid. Die groeit niet in de winter en is op een winterfoto niet te zien. Ze gebruikt perceel 104 ook voor opslag van de beregeningsinstallatie.

Beoordeling

4 Voor de vaststelling van het bedrag aan basisbetaling en de vergroeningsbetaling is op grond van Verordening 1307/2013 [1] van belang dat het moet gaan om subsidiabele hectares. Dat is ieder landbouwareaal dat het bedrijf gebruikt voor een landbouwactiviteit of, indien het bedrijf het areaal ook voor niet-landbouwactiviteiten gebruikt, overwegend voor landbouwactiviteiten gebruikt (artikel 32, tweede lid, aanhef en onder a). Landbouwareaal is onder meer blijvend grasland en blijvend weiland, of bouwgrond voor blijvende teelten (artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e). Wat onder landbouwactiviteit wordt verstaan, staat in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c. Degene die percelen opgeeft moet over die percelen beschikken (artikel 33, eerste lid). Kortom, een opgegeven oppervlakte moet, om subsidiabel te zijn, deel uitmaken van het bedrijf van de landbouwer en worden gebruikt voor landbouwdoeleinden of bij gelijktijdig ander gebruik overwegend worden gebruikt voor dergelijke doeleinden. Zie ook het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof), Demmer, C-684/13, ECLI:EU:C:215:439.
5.1
De maatschap heeft ter zitting de beroepsgrond over perceel 96 laten vallen, waarmee het College moet beoordelen of de minister de percelen 88 en 104 terecht niet subsidiabel heeft geacht. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5.2
Het College volgt de minister dat perceel 88, dat naast een woning ligt, in 2022 als erf of tuin en niet voor landbouwdoeleinden in gebruik was. Op de luchtfoto zijn gras en een trampoline te zien. Het (hobbymatig) houden van een pony is in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van Verordening 1307/2013 niet opgenomen als landbouwactiviteit. De minister heeft het perceel terecht niet subsidiabel geacht.
5.3
Dat perceel 88 na de BGT-check is aangepast, heeft betrekking op de perceelsgrenzen. De minister heeft geen toezegging gedaan dat het perceel als subsidiabel zou worden aangemerkt en heeft het perceel ook in 2023 niet subsidiabel geacht. De verwijzing van de maatschap naar de BGT-check helpt haar niet. De minister heeft het perceel terecht afgekeurd.
5.4
Het College ziet op de luchtfoto’s van zomer 2022 dat het pad op perceel 104 onbeteeld was en dus niet landbouwkundig in gebruik was. Dat er een beregeningsinstallatie stond maakt dat niet anders. Dat het perceel in 2023 wel beteeld was, helpt de maatschap niet. Het gaat hier om de feitelijke situatie in 2022. De minister heeft het perceel terecht afgekeurd.
5.5
Het beroep is ongegrond.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
R.C. Stam w.g. J.W.E. Pinckaers
de voorzitter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid