ECLI:NL:CBB:2025:165

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
23/1254
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over subsidie COVID-19 en beoordeling van nieuwe feiten

Op 25 februari 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven een mondelinge uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De ondernemer, die handelde onder een bepaalde naam, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College van 26 november 2024, waarin het beroep van de ondernemer tegen een besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond was verklaard. De ondernemer stelde dat er nieuwe omstandigheden waren die de eerdere uitspraak onjuist maakten, namelijk dat de subsidie voor het vierde kwartaal van 2021 was berekend op basis van omzetgegevens van de Belastingdienst, terwijl hij geen aangiften omzetbelasting indiende, maar enkel kansspelbelasting betaalde. Hij betoogde dat zijn omzetverlies 20% bedroeg en dat de subsidie ten onrechte op € 0,- was vastgesteld.

Het College heeft echter geoordeeld dat de ondernemer in zijn verzet niets heeft aangevoerd dat zou kunnen leiden tot de conclusie dat de eerdere uitspraak onjuist was. De argumenten die de ondernemer naar voren bracht over de aangiften kansspelbelasting en de hoogte van de referentie- en subsidieomzet werden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd. Het College benadrukte dat de ondernemer deze punten had kunnen en moeten aanvoeren in een bezwaarprocedure tegen het vaststellingsbesluit. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de zaak met deze uitspraak is beëindigd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 23/1254
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op verzet van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025
Rechter: mr. B. Bastein
Griffier: mr. A. Verhoeven

Partijen

[naam 1], handelend onder de naam [naam 2] , te [woonplaats] (de ondernemer), waarvoor niemand aanwezig was
en

de minister van Economische Zaken, waarvoor aanwezig zijn mr. S. Piron enmr. drs. G.O. Hoeksma

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De ondernemer heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 26 november 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:854 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)).
2 Met die uitspraak heeft het College het beroep van de ondernemer tegen het besluit van de minister van 11 mei 2023 ongegrond verklaard. Het College heeft daarin geoordeeld dat de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer terecht had afgewezen, omdat de ondernemer geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren had gebracht.
3 De ondernemer heeft in verzet aangevoerd dat de nieuwe omstandigheden zijn dat voor de berekening van de subsidie over het vierde kwartaal van 2021 gebruik is gemaakt van omzetgegevens van de Belastingdienst, terwijl er geen aangiften omzetbelasting worden ingediend door de ondernemer. De ondernemer betaalt enkel kansspelbelasting. Het omzetverlies bedraagt volgens de ondernemer 20%, zodat de subsidie ten onrechte is vastgesteld op € 0,-.
4 Het College stelt vast dat de ondernemer in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van 26 november 2024 niet juist is. In die uitspraak heeft het College overwogen dat wat door de ondernemer is aangevoerd over de aangiften kansspelbelasting en de hoogte van de referentie- en subsidieomzet geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn. De ondernemer had dit kunnen en moeten aanvoeren in een bezwaarprocedure tegen het vaststellingsbesluit. Het verzet is daarom ongegrond. Dit betekent dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
w.g. B. Bastein w.g. A. Verhoeven