ECLI:NL:CBB:2024:854

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
23/1254
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek subsidie COVID-19 voor ondernemer afgewezen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een ondernemer met betrekking tot de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De ondernemer had eerder een subsidie aangevraagd, maar deze was vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 4.268,37 was teruggevorderd door de minister van Economische Zaken. De ondernemer heeft het herzieningsverzoek ingediend na een afwijzingsbesluit van 9 december 2023, waarin de minister het verzoek om herziening afwees omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.

Het College heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een oordeel te komen. De ondernemer voerde aan dat de berekening van de minister onjuist was, omdat de minister omzetbelastinggegevens had gebruikt, terwijl de ondernemer geen aangifte omzetbelasting doet. De ondernemer exploiteert speelautomaten en betaalt kansspelbelasting. De minister had volgens de ondernemer moeten uitgaan van de omzet die blijkt uit de aangiften kansspelbelasting.

De minister had de subsidie vastgesteld op € 0,- omdat niet was voldaan aan de eis van ten minste 20% omzetverlies. De ondernemer had geen bezwaar gemaakt tegen het eerdere vaststellingsbesluit en de argumenten die nu werden aangevoerd, waren niet nieuw. Het College concludeerde dat de minister het verzoek om herziening terecht had afgewezen, omdat de ondernemer geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had gepresenteerd. Het beroep van de ondernemer werd dan ook ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1254
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen
[naam 1], handelend onder de naam
[naam 2], te [woonplaats] (ondernemer)
(gemachtigde: mr. [naam 3] )
en

de minister van Economische Zaken

Procesverloop

Met het besluit van 9 december 2023 (afwijzingsbesluit) heeft de minister het herzieningsverzoek van de ondernemer afgewezen. De ondernemer had herziening gevraagd van het besluit van de minister van 4 augustus 2022 (vaststellingsbesluit). In dat besluit is de eerder verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2021 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 4.268,37 teruggevorderd.
Met het besluit van 11 mei 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling

1. Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het na lezing van het beroepschrift en de andere stukken in het dossier over voldoende informatie beschikt om tot een oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
2. De minister heeft het herzieningsverzoek afgewezen, omdat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Het College zal, aan de hand van wat de ondernemer daarover aanvoert, onderzoeken of de minister zich terecht op dat standpunt heeft gesteld. Als dit zo is, dan kan het de afwijzing van het verzoek om terug te komen op het (onherroepelijk geworden) vaststellingsbesluit in beginsel dragen. Dat is slechts anders als het besluit om niet terug te komen op het vaststellingsbesluit evident onredelijk is
3. De ondernemer voert aan dat de berekening van de minister apert onjuist is. De minister heeft omzetbelastinggegevens gebruikt, maar de ondernemer doet geen aangifte omzetbelasting. De ondernemer exploiteert speelautomaten en betaalt over de netto-inzet en ontvangen bedragen kansspelbelasting. De minister had uit moeten gaan van de omzet die blijkt uit de aangiften kansspelbelasting. De omzet in de referentie periode (Q4 van 2019) bedraagt € 41.972,- en de omzet in de subsidieperiode (Q4 van 2021) bedraagt € 34.314,-.
4. De minister heeft de subsidie vastgesteld op € 0,-, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat sprake moet zijn van ten minste 20% omzetverlies. De ondernemer heeft geen bezwaar gemaakt tegen het vaststellingsbesluit. Wat zij nu aanvoert over de aangiften kansspelbelasting en de hoogte van de referentie- en subsidieomzet, had zij kunnen en moeten aanvoeren in een bezwaarprocedure tegen dat besluit. Om die reden zijn dit geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De minister heeft het verzoek om herziening van het vaststellingsbesluit dan ook mogen afwijzen, omdat de ondernemer geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht. Daar komt nog bij dat de omzetten die de ondernemer noemt in haar beroepschrift, dezelfde omzetten zijn als die zij bij haar vaststellingsverzoek heeft doorgegeven. De minister heeft op grond van deze gegevens het vaststellingsbesluit genomen en geconcludeerd dat er geen sprake is van ten minste 20% omzetverlies bij de ondernemer in Q4 van 2021. Reeds daarom acht het College het afwijzingsbesluit ook niet evident onredelijk.
5. Het beroep is (kennelijk) ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.
w.g. W.J.A.M. van Brussel w.g. A.A. Dijk
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.