In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 4 maart 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een dwangsombesluit. De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur had aan de verzoeker, [naam 1], een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit dwangsombesluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de toezichthouders onrechtmatig de kajuit van het schip van de verzoeker zijn binnengetreden, omdat de machtiging tot binnentreden niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Hierdoor was het bewijs dat tijdens deze inspectie was verkregen, niet toelaatbaar. De voorzieningenrechter concludeerde dat het dwangsombesluit niet in stand kon blijven, omdat het bewijs onvoldoende was om de overtredingen te onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het dwangsombesluit geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris het griffierecht van de verzoeker dient te vergoeden.