ECLI:NL:CBB:2025:101

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
23/1264
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag extra betaling jonge landbouwers op basis van niet aangetoonde blokkerende zeggenschap

In deze zaak heeft de vennootschap V.O.F. [naam 1] te [plaats] beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor de extra betaling jonge landbouwers voor het aanvraagjaar 2022 door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat de vennootschap niet binnen de gestelde termijn een ondertekende vennootschapsakte had overgelegd die de blokkerende zeggenschap van de jonge landbouwer aantoont. De vennootschap stelde dat zij voldeed aan de vereisten en dat de jonge landbouwer, [naam 2], per 1 januari 2021 blokkerende zeggenschap had in de vennootschap, zoals ook vermeld in het handelsregister van de KvK. De vennootschap voerde aan dat de ondertekening van de akte slechts een formaliteit was en dat de minister hen uitstel had verleend voor het overleggen van de akte.

De zitting vond plaats op 4 februari 2025, waar de gemachtigden van de minister en de vennootschap aanwezig waren. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de vennootschap niet aan de vereisten had voldaan, omdat de definitieve akte pas op 3 september 2022 was ondertekend, wat niet binnen de vereiste termijn van 25 dagen na de peildatum was. Het College concludeerde dat de minister terecht het bezwaar van de vennootschap ongegrond had verklaard, omdat de blokkerende zeggenschap niet op de voorgeschreven manier was aangetoond. De vennootschap had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die een afwijking van de beleidsregel rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Pavićević, met mr. M. Pier als griffier, en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [naam 1] te [plaats] (de vennootschap),

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: mr. L. Anvelink en mr. M. van den Brink)

Procesverloop

Met het besluit van 15 december 2022 heeft de minister op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) de aanvraag van de vennootschap voor de extra betaling jonge landbouwers voor het aanvraagjaar 2022 afgewezen.
Met het besluit van 11 april 2023 heeft de minister het daartegen door de vennootschap gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
De vennootschap heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 februari 2025. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen en namens de vennootschap [naam 2] .

Overwegingen

Grondslag van het geschil

1.1
De vennootschap exploiteert een melkveebedrijf. De vennootschap heeft in de Gecombineerde opgave (verzamelaanvraag) voor het aanvraagjaar 2022 voor één van de vennoten, [naam 2] (de jonge landbouwer), de extra betaling jonge landbouwers aangevraagd.
1.2
Om te kunnen controleren of aan de vereisten voor de extra betaling jonge landbouwers was voldaan, heeft de minister in het kader van een steekproef de vennootschapsakte opgevraagd. De vennootschap heeft de minister een op 3 september 2022 ondertekende vennootschapsakte toegestuurd.
1.3
Met het besluit van 15 december 2022 heeft de minister de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2022 vastgesteld. De minister heeft de aanvraag voor de extra betaling jonge landbouwers afgewezen.
1.4
Met het bestreden besluit heeft de minister die afwijzing gehandhaafd. Voor het toekennen van de extra betaling jonge landbouwers is vereist dat de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft in de vennootschap. Dat beoordeelt de minister op basis van de registratie van het bedrijf in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) op de peildatum 15 mei 2022, waarvan de juistheid desgevraagd moet kunnen worden aangetoond met een vennootschapsakte. Op grond van het beleid van de minister moet die akte uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag zijn ondertekend. In dit geval is dat 10 juni 2022. De door de vennootschap overgelegde akte is op 3 september 2022 ondertekend en voldoet daarom niet aan die voorwaarde. De minister verklaart het bezwaar van de vennootschap daarom ongegrond.
Het geschil in beroep
2.1
De vennootschap voert - samengevat - de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aan. De vennootschap voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor de extra betaling jonge landbouwers. In het handelsregister van KvK staat al sinds 26 april 2021 vermeld dat de jonge landbouwer per 1 januari 2021 blokkerende zeggenschap heeft in de vennootschap. Dat blijkt ook uit de eerder overgelegde (niet ondertekende) concept-vennootschapsakte, die is opgesteld op 19 maart 2021. Het ondertekenen van de definitieve versie van die akte was slechts een formaliteit. In overleg met de accountant van de vennootschap is de akte pas definitief gemaakt nadat de jaarcijfers van 2021 bekend waren, zodat de juiste verdeelsleutel van de winst in de akte kon worden opgenomen. De vennootschap heeft de op 3 september 2022 getekende akte op 6 september 2022 naar de minister gestuurd. De minister had hierom verzocht in de brieven van 7 en 21 juni 2022, maar had de vennootschap uitstel verleend voor het overleggen hiervan. De vennootschap ging er daarom van uit dat het nog wel mogelijk was om de akte later te overleggen. De bevoegdheidsbepalingen in de definitieve akte verschillen niet van die in de concept-akte. Feitelijk heeft de jonge landbouwer vanaf 1 januari 2021 blokkerende zeggenschap gehad en daarmee aan de voorwaarden voor de gevraagde extra betaling jonge landbouwers voldaan. Door het bestreden besluit is de vennootschap daarom ten onrechte een som geld misgelopen.
2.2
De minister heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Beoordeling door het College
3.1
Uit Europese regelgeving volgt dat voor de extra betaling jonge landbouwers uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is vereist dat de jonge landbouwer in de zin van artikel 50, tweede lid, van Verordening (EU) 1307/2013, voor wie de betaling is aangevraagd, een daadwerkelijke, langdurige zeggenschap heeft over de rechtspersoon wat betreft de beslissingen die op het gebied van het beheer, de voordelen en de financiële risico’s worden genomen (artikel 49, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening (EU) nr. 639/2014).
3.2
De minister voert het beleid dat van zodanige daadwerkelijke, langdurige zeggenschap sprake is als de jonge landbouwer ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000,- (artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling Rechtstreekse betalingen GLB (Beleidsregel)). Uit de rechtspraak van het College volgt dat de minister hiermee geen onjuiste invulling heeft gegeven aan het vereiste van daadwerkelijke, langdurige zeggenschap (zie de uitspraak van 25 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:340). De blokkerende zeggenschap moet zijn geregistreerd in het handelsregister van de KvK. De juistheid van die registratie moet kunnen worden aangetoond met een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten van een vennootschap onder firma (artikel 5, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Beleidsregel). De overeenkomst moet uiterlijk 25 dagen na 15 mei 2022 zijn opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend. Dit volgt uit artikel 5, negende lid, van de Beleidsregel, in samenhang gelezen met artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling.
3.3
De door de vennootschap overgelegde concept-akte is niet ondertekend. De overgelegde definitieve akte is ondertekend op 3 september 2022 en daarmee niet binnen de termijn van 25 dagen na 15 mei 2022. De vennootschap heeft de vereiste blokkerende zeggenschap daarom niet aangetoond op de in de Beleidsregel voorgeschreven manier. Dat de blokkerende zeggenschap wel correct is vermeld in het handelsregister maakt dat niet anders, nu de akte juist is opgevraagd om de juistheid van die registratie te kunnen aantonen. De minister handelt op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht overeenkomstig de Beleidsregel, tenzij dat voor de maatschap gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
3.4
Het College is het met de minister eens dat daarvan niet is gebleken. Het doel van de Beleidsregel is dat het voor de minister tijdig op inzichtelijke wijze controleerbaar moet zijn dat de jonge landbouwer aan de vereisten voor de extra betaling voldoet. Dat de blokkerende zeggenschap moet worden vastgelegd op de in de Beleidsregel geregelde wijze is naar het oordeel van het College geen onevenredig zware eis. Zoals de vennootschap heeft erkend op de zitting, stond er niets aan in de weg om de definitieve akte tijdig te ondertekenen, en eventueel later aan te passen als de jaarcijfers van 2021 daartoe aanleiding zouden geven. Dat de minister uitstel heeft verleend voor het overleggen van de akte staat los van het vereiste dat de akte tijdig moet zijn ondertekend. Van gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen is het College daarom niet gebleken. Er was voor de minister dan ook geen grond om van de Beleidsregel af te wijken.
Conclusie
4 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.
w.g. T. Pavićević w.g. M. Pier