ECLI:NL:CBB:2024:921
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrondverklaring van bezwaar inzake subsidie COVID-19
Op 17 december 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam] B.V. tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 23 april 2024, waarin het College het beroep van de onderneming tegen het besluit op bezwaar van de minister ongegrond had verklaard. Dit besluit was genomen omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht.
In het verzet werd aangevoerd dat de gemachtigde van de onderneming door de coronapandemie te maken had gehad met grote drukte en besmettingen, wat leidde tot een vertraging van ongeveer twee weken in de indiening van het bezwaarschrift. Het College oordeelde echter dat de termijnoverschrijding aan de onderneming kon worden toegerekend, aangezien de onderneming werd bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener en er geen bijzondere omstandigheden aan diens zijde waren.
Het College verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. Tevens werd opgemerkt dat de onderneming in het verzetschrift een verzoek had gedaan aan de minister om terug te komen van het eerdere besluit. Het College benadrukte dat de minister niet vrijstaat om dit verzoek af te wijzen op grond van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden, omdat er geen reactie was gegeven op een eerder verzoek van de onderneming om een accountantsrapport in te dienen. De minister moet de aanvraag om subsidie opnieuw inhoudelijk beoordelen en de onderneming in de gelegenheid stellen het rapport in te dienen.