In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 december 2024 een geheimhoudingsbeslissing genomen met betrekking tot vertrouwelijke stukken in een bestuursrechtelijke procedure. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van 12 april 2024. De ACM had een vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en medegedeeld dat uitsluitend het College kennis mocht nemen van deze stukken, in overeenstemming met artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De betrokken partijen, waaronder ProRail, LHV e.a., en de minister van Infrastructuur en Waterstaat, hebben schriftelijke reacties ingediend op de mededeling van de ACM. De ACM heeft haar mededeling aangepast naar aanleiding van vragen van de rechter-commissaris, waarbij specifieke stukken zijn aangeduid die vertrouwelijk dienen te blijven.
De rechter-commissaris heeft in zijn overwegingen de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar afgewogen. Enerzijds is er het belang dat alle partijen beschikken over relevante informatie voor hun beroep, anderzijds het belang van vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens die concurrentiegevoelig zijn of persoonsgegevens bevatten. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van verschillende stukken gerechtvaardigd is, omdat openbaarmaking zou kunnen leiden tot onevenredige schade voor de betrokken partijen en de ACM in haar toezichthoudende rol zou kunnen belemmeren.
De beslissing houdt in dat de appellanten en de derde-partij verzocht worden om uiterlijk op de zitting van 11 december 2024 schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij instemmen met de beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken. De rechter-commissaris heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, wat de formele procedurele vereisten van de uitspraak waarborgt.