Op 10 december 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 22/1462 en 22/1465. De onderneming heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 16 juni 2022, waarbij de bezwaren van de onderneming tegen eerdere besluiten over subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 niet-ontvankelijk zijn verklaard. De minister had de eerder verleende subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 ingetrokken en de aanvraag voor het tweede kwartaal van 2021 afgewezen. De onderneming heeft te laat bezwaar gemaakt, maar het College oordeelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege buitengewone omstandigheden, waaronder een ingrijpende operatie en zware medicatie die de ondernemer heeft ondergaan. Het College concludeert dat de bezwaarschriften zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd zijn ingediend. De beroepen zijn gegrond verklaard, de besluiten van de minister zijn vernietigd en de minister moet opnieuw beslissen op de bezwaren van de onderneming. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 875,- en moet het griffierecht van € 730,- vergoeden.