In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 10 december 2024, wordt de intrekking van de KTB-vergunning van een taxichauffeur in Breda behandeld. De vergunning werd op 15 november 2023 ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders van Breda, omdat de chauffeur op 23 september 2023 een overtreding zou hebben begaan door het ontbreken van een vereiste sticker op zijn taxi. De voorzieningenrechter had eerder op 11 december 2023 het intrekkingsbesluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Het college van B&W verklaarde het bezwaar van de chauffeur ongegrond op 30 september 2024, wat leidde tot beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 november 2024 werd het onderzoek geschorst om het college van B&W de gelegenheid te geven nadere stukken in te dienen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de zaak zich leent voor een uitspraak in de hoofdzaak, en dat het college van B&W de overtreding niet voldoende had gemotiveerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de vergunning niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat de eerdere overtredingen niet correct waren vastgesteld. De voorzieningenrechter gaf het college van B&W de opdracht om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen, waarbij de evenredigheid van de maatregel in acht moet worden genomen. De uitspraak houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.