ECLI:NL:CBB:2024:896
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 voor Q3 2021
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] B.V. tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag voor het derde kwartaal (Q3) van 2021. De minister van Economische Zaken had de aanvraag afgewezen op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), omdat de verlening van de subsidie het staatssteunplafond van € 1.800.000,- zou overschrijden. De onderneming betoogde dat het per 18 november 2021 opgehoogde staatssteunplafond van € 2.300.000,-, zoals vastgesteld in de Tijdelijke kaderregeling van de Europese Commissie, ook van toepassing zou moeten zijn voor Q3 van 2021.
Het College oordeelde echter dat de minister terecht had geconcludeerd dat het staatssteunplafond voor de subsidieperiode Q3 van 2021 € 1.800.000,- was. Dit was vastgelegd in artikel 2.4.18 van de TVL en goedgekeurd door de Europese Commissie op 26 juli 2021. De minister had in een brief aan de Tweede Kamer op 26 november 2021 bevestigd dat het staatssteunplafond in Q4 van 2021 zou worden verhoogd naar € 2.300.000,-, maar dit betekende niet dat het plafond voor Q3 van 2021 ook verhoogd was.
Daarnaast verwierp het College het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat in een eerdere uitspraak van 19 september 2023 ook het staatssteunplafond van € 1.800.000,- van toepassing was voor Q3 van 2021. De onderneming had niet aangetoond dat het hanteren van dit staatssteunplafond onevenredige gevolgen voor hen had. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, met mr. M. Ettema als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024.