ECLI:NL:CBB:2024:888

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
24/926
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang voor inbewaringneming van paarden

In deze zaak heeft verzoekster, een houder van paarden, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen een last onder bestuursdwang die door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is opgelegd. De last onder bestuursdwang is opgelegd vanwege ernstige verwaarlozing van de paarden, die in een onacceptabele conditie verkeerden. De minister had vastgesteld dat de paarden onvoldoende voer kregen en dat verzoekster geen dierenarts had ingeschakeld voor de nodige zorg. Tijdens de zitting op 15 november 2024 heeft verzoekster betoogd dat de last onrechtmatig was en dat de opgelegde maatregelen niet proportioneel waren. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de bevindingen van de inspecteurs en de verklaring van de dierenarts. De voorzieningenrechter concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat verzoekster in overtreding was van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de last onder bestuursdwang rechtmatig is en de situatie van de paarden niet verbeterd was. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/926
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] (verzoekster)

(gemachtigden: mr. C. Karlas en mr J.L. Baar)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman)

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2024 heeft de minister aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd.
Verzoekster heeft tegen de last onder bestuursdwang bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 15 november 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigden en de gemachtigde van de minister, bijgestaan door [naam 2] , dierenarts, en [naam 3] , toezichthouder.

Overwegingen

Inleiding
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2 Het verzoek komt erop neer dat een voorlopige voorziening wordt getroffen, inhoudende dat de last onder bestuursdwang wordt geschorst en dat alle paarden die op 18 september 2024 op grond van deze last in bewaring zijn genomen aan verzoekster worden teruggegeven.
3 De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1
Op 13 september 2024 heeft een districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) een onderzoek ingesteld naar de paarden die aanwezig waren op het adres van verzoekster. De bevindingen van dit onderzoek zijn door districtsinspecteur in een toezichtrapport van 16 september 2024 neergelegd. Dit toezichtrapport vermeldt, voor zover hier van belang, de volgende bevindingen:
“Ik zag dat er aan de achterkant van de woning 2 paarden stonden met een deken op. Ik zag door de dekens heen dat de heupbotten uitstaken. Hierop ben ik verder naar achter gelopen waar de stallen zijn. Ik zag dat er 1 paard los liep. Ik zag dat dit een schimmel betrof en dat deze een blauw halster en een blauw dek droeg. Ik zag dat de heupbotten door de deken heen uitstaken. Ik heb hierop de deken een stukje los gemaakt en bevoelde met mijn vingers overduidelijk de ribben. Ik zag dat er een aantal andere paarden in paardenstallen stond. (…) Ik zag dat bijna alle paarden een dek op hadden. Ik zag dat bij een groot aantal van de paarden de heupbotten en ribben boven het dek uitstaken. Ik zag dat er tenminste 3
paarden waren waarbij dit dusdanig zichtbaar was, dat ik kon zien dat deze paarden ernstig
vermagerd waren. Ik heb hierop een aantal dekken los gemaakt om zo deze dieren beter te kunnen bekijken. Ik zag dat deze paarden conditiescores -1 en -2 hadden (Bron: Body Condition Score [naam 4] ). Ik zag dat deze paarden een ingevallen kruis hadden, dat de heupkoppen uitstaken, dat zij een dunne nek hadden, en dat bij tenminste 2 paarden het kruis hol was. Ik zag dat de buiken waren opgetrokken en dat de ribben en wervels goed zichtbaar waren. (…) Ik zag dat er nergens voer in de stallen lag. Ik zag dat de paarden een zeer onrustige indruk maakten, een indruk welke mij bekend staat als het gedrag van paarden welke mogelijk honger hebben/wachten op voer. Ik zag namelijk dat de paarden tegen de staldeuren aan het schoppen waren, heen en weer aan het weven waren met hun hoofden en onrustig op- en neer liepen in de stallen. Ik zag dat er achter de stallen een rijbak gevestigd was. Ik zag dat achter deze rijbak paardenweides waren. Ik zag dat hier 4 paarden in stonden. Hierop ben ik naar deze weides toe gelopen om deze te bekijken. Ik zag dat bij 2 van de 4 paarden de heupbotten en ribben door de dekken heen uitsteken. Ik zag dat de paarden in een volledig kaal gegeten weide stonden, en dat zij geen voer tot hun beschikking hadden. (…) Ik gaf hierop bij betrokkene aan dat ik bevonden had dat er een aanzienlijk aantal van de paarden (ernstig) vermagerd leek. Ik vroeg aan betrokkene hoe dit kwam. Ik hoorde haar zeggen dat 2 paarden Piroplasmose hadden en hierdoor mager waren, dat er een aantal andere paarden van dusdanige afstamming waren dat zij niet dikker konden worden, en dat er een aantal paarden oud waren en daardoor mager waren. Ik heb hierop gevraagd of betrokkene reeds een dierenarts naar de (ernstig) vermagerde paarden had laten kijken. Ik hoorde haar zeggen dat ze de dierenarts (dierenarts praktijk (…) wel had gebeld voor onderzoek, maar dat zij niet wilden komen omdat betrokkene nog rekeningen open had staan. Betrokkene had geen dierenarts ter plaatse laten komen om naar de (ernstig) vermagerde en mogelijk zieke dieren te laten kijken om te achterhalen waarom de dieren dusdanig vermagerd waren en voor deze dieren een adequaat behandelplan op te stellen. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub c van het Besluit houders van dieren.
Ik vroeg betrokkene hoe het kwam dat er zo veel magere paarden aanwezig waren, en dat er
nergens voer in de stal of weide lag. Ik hoorde betrokkene zeggen dat ze om 07:00 uur nog gevoerd had. Ik vroeg aan betrokkene hoeveel ze dan voerde, omdat ik om 09:40 uur nergens meer voer in een paardenstal of weide aantrof. Ik bemerkte dat betrokkene een, voor mij, onsamenhangend verhaal begon te vertellen waarin zij aangaf wel voldoende te voeren, en ook haver bij te voeren bij de magere paarden, maar dat alles erg duur en tevens van slechte kwaliteit was en dat hierdoor de paarden vermagerd waren geraakt. Ik hoorde haar zeggen dat ze haar trailer en auto had verkocht om voer te kunnen kopen. Ik hoorde betrokkene zeggen dat ze al een aantal weken geen krachtvoer meer had kunnen voeren omdat ze dit niet kon betalen. Ik zag dat er buiten het stal gedeelte hooi op pallets lag, ik zag dat er geen enkel paard ten tijde van de controle voer had en dat er ook geen etensresten in de stal aanwezig waren, ik zag dat er veel paarden vermagerd waren. Dit is een overtreding van Artikel 1.7, sub e van het Besluit houders van dieren. Betrokkene heeft er niet voor gezorgd dat de aanwezige paarden toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van de dieren.”
3.2
Bij besluit van 13 september 2024 heeft de minister aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd. De last onder bestuursdwang is opgelegd vanwege de volgende overtredingen:
“Overtreding 1:
Meerdere van uw paarden zijn erg mager. De ribben en heupbotten zijn duidelijk zichtbaar en voelbaar. Er is geen of nauwelijks voer beschikbaar voor de paarden. U heeft uw paarden onvoldoende gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer gegeven, of uw paarden konden niet bij het voer. Dit is een overtreding van Art. 2.2 lid 8 Wet dieren en Art. 1.7 sub e Besluit houders van dieren. Een slechte voervoorziening benadeelt de gezondheid van dieren en kan de weerstand tegen ziektes verlagen en hun gezondheidsrisico’s verhogen. U moet ervoor zorgen dat uw dieren voldoende gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer krijgen.”
“Overtreding 2:
Meerdere van uw paarden zijn erg mager. De ribben en heupbotten zijn duidelijk zichtbaar en voelbaar. U heeft hiervoor geen dierenarts geconsulteerd. U heeft uw paarden niet de nodige (medische) zorg gegeven. Dit is een overtreding van Art. 2.2 lid 8 Wet dieren en Art. 1.7 sub c Besluit houders van dieren. U moet ervoor zorgen dat u uw dieren de benodigde (medische) zorg geeft.”
Verzoekster is daarbij gelast de volgende maatregelen voor 13 september 2024, 13.00 uur te nemen en de maatregelen in stand te houden:
“1. Zorg dat uw paarden genoeg gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer krijgen. Dan komen uw paarden in goede gezondheid en kunnen uw paarden aan hun voedingsbehoefte voldoen. Dit voer moet goed toegankelijk zijn voor uw paarden.”
“2. Ga met uw paarden naar een dierenarts voor onderzoek naar de algemene gezondheidstoestand of laat uw paarden ter plaatse door een dierenarts onderzoeken, waarbij u vooral laat kijken naar de voedselconditie. Volg het behandelplan van de dierenarts op die de dierenarts heeft opgesteld voor de geconstateerde aandoening(en).”
Onder het kopje vervolg heeft de minister het volgend vermeld:
“Na afloop van de termijn vindt opnieuw een controle plaats. Inspecteurs van de LID en/of agenten van de (dieren)politie controleren dan of u de maatregelen heeft genomen. Heeft u dit niet of niet voldoende gedaan? Dit kan betekenen dat ik anderen de opdracht geef de maatregelen uit te voeren. Of dat ik uw dieren meeneem en ergens anders opvang. De gemaakte kosten moet u betalen.”
3.3
Op 13, 16, 17 en 18 september 2024 heeft districtsinspecteur hercontroles uitgevoerd.
De bevindingen van de controles op 13 en 16 september 2024 zijn neergelegd in het toezichtrapport van 16 september 2024. Dit toezichtrapport vermeldt, voor zover hier van belang, de volgende constateringen:

13 september2024 13:45 uur
Omstreeks 13:45 uur kwam ik, vergezeld door een dierenarts van dierenartspraktijk (…)
Ik, rapporteur, zag dat er niet in alle stallen voldoende voer lag. Ik zag dat er in sommige stallen kleine restanten voer lagen. In de weide waar de 4 paarden, waaronder [naam 5] , gehuisvest stonden zag ik geen restanten van voer liggen. Ik zag in de rijbak, waar ten tijde van de controle met de dierenarts ook 2 paarden stonden, geen voer liggen.
(…)
Controle 16-09-2024 09:20 uur (…)
In de tussentijd poogde ik tevens het gesprek met betrokkene te voeren omtrent het wederom
ontbreken van het voer bij de paarden
.Ik had namelijk gezien dat geen enkel paard voer tot
zijn/haar beschikking had. Ik gaf aan bij betrokkene dat ze er voor had moeten zorgen dat de
paarden voldoende voer tot hun beschikking hadden, zoals geadviseerd door de dierenarts. Betrokkene had het advies van de dierenarts niet voldoende opgevolgd, en daarmee niet voldaan aan maatregel 2 (…).”
De bevindingen van de controles op 17 en 18 september 2024 zijn neergelegd in het toezichtrapport van 24 september 2024. Dit toezichtrapport vermeldt, voor zover hier van belang, de volgende constateringen:
“Hercontrole 17-09-2024
(…)
Omstreeks 12:00 uur kwam ik, [naam 6] , vergezeld door de dierenarts van dierenkliniek (…) voor het controleren van de opgelegde maatregel (…) Ik, [naam 6] , zag dat er nog steeds ruwvoer in de opslag aanwezig was. Als betrokkene zich aan het voeradvies van de dierenarts had gehouden, was deze hoeveelheid met deze aantallen paarden, op dinsdag 17 september 2024, op geweest. Ik, [naam 6] , zag dat dit dusdanig veel (± de helft) was dat ik hieruit kon concluderen dat betrokkene het behandelplan van de dierenarts niet had opgevolgd. Ik, [naam 6] , zag dat er geen voer in de stallen lag. (…) Toen de dierenarts en ik de locatie verlieten was er geen voer meer aanwezig voor de paarden, niet in de vorm van ruwvoer, noch in de vorm van krachtvoer. (…)
Hercontrole 18-09-2024
(…)
Ik, [naam 6] , vroeg betrokkene hoe het kwam dat er nog geen ruwvoer op de locatie aanwezig was en hoe ze de paarden sinds de dag ervoor, toen ik het laatste ruwvoer had opgemaakt, ruwvoer verstrekt had. Ik, [naam 6] , hoorde haar zeggen dat ze 2 baten hooi bij de buren naast haar had geleend. Ik, [naam 6] , zag dat er nergens hooi in de stallen lag, noch dat er resten van hooi aanwezig waren. Ik hoorde betrokkene zeggen dat zij de paarden brok had gevoerd van het merk […] . Toen ik ter plaatse kwam, lag er geen krachtvoer in de bakken van de paarden. De zakken krachtvoer zag ik liggen in de schuur welke op de locatie aanwezig is. (…). Ik heb hierop met de zaakbehandelaar besloten de dierenarts ter plaatse te laten komen om alle dieren en hun lichaamsconditie te onderzoeken om zodoende te kunnen bepalen of het voeren van enkel brok voldoende was geweest in het gepasseerde tijdbestek tussen 17-09-2024 13:40 uur en 18-09-2024 09:30 uur. Ik, [naam 6] , had namelijk in de tussentijd de locatie verlaten en bij de buren die betrokkene had aangewezen als zijnde de buren waarvan zij voer had geleend, navraag gedaan over de eventuele levering van voer. Ik, [naam 6] , hoorde de vrouw, welke Engels sprak, zeggen dat zij de buurvrouw, zijnde betrokkene (…), op 17-9-2024 en op 18-09-2024 niet gezien had. Ik zag dat zij na mijn vraag haar telefoon pakte en aangaf haar partner te bellen om navraag te doen. Nadat zij had opgehangen hoorde ik haar
zeggen dat ook haar partner betrokkene (…) niet gezien had in de afgelopen 2 dagen. Betrokkene had geen hooi ontvangen van de door haar aangewezen buren.
(…)
Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat deze paarden zienderogen achteruit waren gegaan in lichaamsconditie. Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat de flanken kaal toonden, en dat bij alle paarden de ribben (duidelijk) zichtbaar waren. Ik hoorde de dierenarts zeggen dat alle paarden zichtbaar dunner waren geworden op de nek, romp en het kruis ten opzichte van de controle op 13-09-2024. Hierop zijn de dierenarts en ik naar de 4 paarden welke in de achterste weide gelopen om deze te bekijken. (…) Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat deze 4 paarden, gezien de ernstige zichtbare achteruitgang in de lichaamsconditie en het langdurig ontbreken van voldoende (ruw)voer, niet op de locatie konden verblijven.
(…)
Hierop zijn wij terug gelopen naar de stallen. Hier heeft de dierenarts de overige aanwezige paarden (10 stuks) bekeken. Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat alle paarden, net zoals de 4 paarden welke op de achterste weide liepen, ernstig in lichaamsconditie hadden ingeleverd. Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat hij zag dat er paarden vlas stonden te eten. Ik, [naam 6] , hoorde de dierenarts zeggen dat het hem opviel dat de paarden welke er op vrijdag 13-09-2024 tijdens de eerste controle nog enigszins acceptabel in lichaamsconditie uitzagen (score 0 op basis van de body condition score kaart van [naam 4] ), nu dusdanig hard achteruit waren gegaan en dat hij hier van schrok. Ik, [naam 6] , hoorde hem zeggen dat de paarden zienderogen achteruit gingen in gezondheid. (..) Ik hoorde de dierenarts zeggen dat deze 4 paarden, gezien de ernstige zichtbare achteruitgang in de Lichaamsconditie en het langdurig ontbreken van voldoende (ruw)voer, niet op de locatie konden verblijven. (…)”
3.4
De door de districtsinspecteur ingeschakelde dierenarts heeft een verklaring opgesteld over zijn bevindingen tijdens de hercontroles op 13, 17 en 18 september 2024. Deze verklaring houdt, voor zover van belang, in:
“13 september 2024. visite op verzoek LID.
Nergens bij de paarden is voer aanwezig. (…)
Van de 16 aanwezige paarden, hebben 3 paarden een enigzins acceptabele conditie,
score 0 (-2 is extreem mager, 2 is obese).
(…)
17 september 2024, visite op verzoek LID.
De paarden hebben tijdens de start van de controle geen toegang tot ruwvoer. Alle paarden zijn achteruit gegaan in conditie, de ribben zijn duidelijker zichtbaar, ze hebben ingevallen flanken en staan met een opgetrokken buik. (…)
18 september 2024. visite op verzoek LID.
Er is geen ruwvoer aanwezig op de Locatie. Er is wel krachtvoer op locatie, echter is dit
niet aanwezig bij de paarden zelf. Het advies/therapie van 13september2024 was om
ad lib en minstens 1 kg DS/100 kg lichaamsgewicht ruwvoer te verstrekken per etmaal.
Het advies is onvoldoende opgevolgd. (…) Alle paarden, ook welke op 13-09-2024 een acceptabele bodycondition score hadden, staan met opgetrokken buiken en ingevallen flanken. Dit is een teken van onvoldoende voer opname. Het voer advies is niet opgevolgd. Alle paarden zijn ondervoed.”
3.5
Bij brief van 17 september 2024 heeft de minister verzoekster op de hoogte gebracht dat tijdens een hercontrole is vastgesteld dat zij alsnog maatregel 1 heeft uitgevoerd door de paarden te voeren.
3.6
Op 18 september 2024 heeft de minister bestuursdwang toegepast door het meevoeren en elders onderbrengen van veertien paarden vanaf het adres van verzoekster. Twee paarden waren inmiddels geëuthanaseerd.
3.7
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder bestuursdwang.
3.8
Bij brief van 6 november 2024 heeft de minister voorwaarden gesteld waaronder verzoekster haar paarden terugkrijgt. Eén van deze voorwaarden is dat verzoekster vóór 15 november 2024 de opvangkosten betaalt. Deze kosten worden geschat op € 22.962,-.
3.9
Op zitting is gebleken dat één in bewaring genomen paard is geëuthanaseerd.
Standpunt verzoekster
4 Verzoekster heeft verzocht om schorsing van de last onder bestuursdwang. Zij wil daarmee bereiken dat haar paarden aan haar worden teruggegeven en dat de kosten van de bewaring van de paarden niet langer oplopen. Volgens verzoekster is de last onder bestuursdwang onrechtmatig. Daartoe voert zij aan dat de last onder bestuursdwang is gebaseerd op een onzorgvuldig opgesteld toezichtrapport, dat de overtredingen in de last onder bestuursdwang te algemeen zijn omschreven, dat geen sprake is van overtredingen, dat de herstelmaatregelen in de last onvoldoende duidelijk en concreet zijn en dat de begunstigingstermijn te kort was. Verder voert verzoekster aan dat de aangekondigde bestuursdwang in de last onder bestuursdwang niet proportioneel is, omdat de paarden elders worden ondergebracht, terwijl de eventuele tekortkoming ter plekke kan worden hersteld. Het conditieverlies van sommige paarden kan direct worden verklaard doordat het geleverde en toegediende ruwvoer (hooi) van slechte kwaliteit was. Verzoekster heeft van dit hooi een analyse laten maken door het laboratorium Eurofins Agro. Uit de uitslag van de scan bleek dat het hooi van slechte kwaliteit was.
Standpunt minister
5 De minister stelt zich op het standpunt dat de last onder bestuursdwang rechtmatig is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
Beoordeling
Spoedeisend belang
6 Volgens verzoekster heeft zij een spoedeisend belang bij haar verzoek om een voorlopige voorziening. Het bedrag dat de minister in een brief van 6 november 2024 noemt, waarin staat onder welke voorwaarden verzoekster haar in bewaring genomen paarden kan terugkrijgen, waaronder het betalen van een bedrag van € 22.962,-, kan zij namelijk niet betalen. De minister heeft de door verzoekster gestelde spoedeisendheid niet weersproken. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het onvermogen van verzoekster om door het betalen van het genoemde bedrag de paarden terug te krijgen, net als verzoekster een spoedeisend belang voor haar aanwezig.
Rechtmatigheid last onder bestuursdwang
7.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de minister in een brief van 17 september 2024 aan verzoekster heeft geschreven dat bij de hercontrole op 13 september 2024 is geconstateerd dat verzoekster alsnog maatregel 1 heeft uitgevoerd door de paarden te voeren. Hiermee is de last onder bestuursdwang met betrekking tot maatregel 1 uitgewerkt. De minister heeft dit ter zitting desgevraagd ook bevestigd. Voor de onderhavige zaak is dus alleen maatregel 2 van belang. Maatregel 2 is opgelegd vanwege overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Besluit houders van dieren (Bhd).
7.2
Artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren luidt:
“Het is houders van dieren verboden aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden.”
Artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd luidt:
“Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:
(…)
c. dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd;”
7.3
De voorzieningenrechter leidt uit het toezichtrapport van 16 september 2024, waarop de last onder bestuursdwang is gebaseerd, af dat de paarden geen voer tot hun beschikking hadden, dat een groot aantal paarden erg mager was en dat verzoekster wel een dierenarts had benaderd voor onderzoek, maar dat deze dierenarts niet wilde komen vanwege openstaande rekeningen. Volgens de toezichthouder heeft verzoekster geen dierenarts ter plaatse laten komen om naar de (ernstig) vermagerde en mogelijk zieke dieren te laten kijken om te achterhalen waarom de dieren dusdanig vermagerd waren en voor deze dieren een adequaat behandelplan op te stellen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze bevindingen te twijfelen. De bevindingen zijn uitvoerig beschreven en sluiten aan bij de verklaring van de dierenarts die later diezelfde dag bij de hercontrole aanwezig was en bij de bij het toezichtrapport gevoegde foto’s van paarden waarvan de ribben en heupbeenderen duidelijk zichtbaar zijn. Uit zijn verklaring blijkt dat van de zestien aanwezige paarden er dertien paarden waren met een niet acceptabele conditie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de minister op grond van deze bevindingen terecht vastgesteld dat sprake is van overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd.
7.4
De maatregel waar verzoekster aan moest voldoen, is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk. Verzoekster moest een dierenarts inschakelen met name om te adviseren over de voedselconditie en zij moest het behandelplan van de dierenarts opvolgen. De dierenarts heeft verzoekster geadviseerd om de paarden voldoende te voeren, namelijk 1 kg DS/100 kg lichaamsgewicht ruwvoer per etmaal. Dat dit voor verzoekster onduidelijk was, is niet gebleken. Ook was de maatregel proportioneel. Hierbij is van belang dat het overgrote deel van de door verzoekster gehouden paarden – namelijk dertien van de zestien paarden – in een niet acceptabele conditie verkeerde en dat met name een ontoereikende hoeveelheid voer hiervan de oorzaak was. Dat de maatregel was gericht op alle paarden en dus ook op de drie paarden die volgens de dierenarts in enigszins acceptabele conditie verkeerden, acht de voorzieningenrechter niet disproportioneel. Gelet op de omstandigheid dat het overgrote deel van de paarden erg mager was en het onvoldoende voeren van de paarden daarvan de oorzaak, lag het voor de hand om het voeradvies op alle paarden te betrekken.
7.5
Volgens het toezichtrapport van 16 september 2024 is de last onder bestuursdwang uitgereikt aan verzoekster om 12.20 uur. Verzoekster kreeg tot 13.00 uur de tijd om aan de last te voldoen. Dit betekent dat de aan verzoekster gegunde begunstigingstermijn 40 minuten beliep. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is deze termijn weliswaar kort, maar gelet op de ernst van de situatie lag snel handelen in de rede. Met de minister leest de voorzieningenrechter dat kon worden volstaan met de consultatie van een dierenarts en het begin van uitvoering van een behandelplan. Dat het voor verzoekster onmogelijk zou zijn om een begin van een uitvoering te geven aan de maatregel door binnen dat tijdsbestek telefonisch contact te leggen met een dierenarts om een afspraak te maken of te overleggen, heeft zij niet betoogd. Niet in geschil is verder dat aan de eerste last tijdig is voldaan en dat verzoekster een aantal dagen de tijd heeft gekregen om aan de tweede last te voldoen.
7.6
In de last onder bestuursdwang onder het kopje ‘Vervolg’ staat dat als inspecteurs van de LID zullen controleren of verzoekster de maatregelen heeft genomen. Als zij dat niet of niet voldoende heeft gedaan, kan dit betekenen dat de minister anderen de opdracht geeft de maatregelen uit te voeren of dat hij de dieren meeneemt en ergens anders opvangt. Verzoekster moet de daarvoor gemaakte kosten betalen. De minister heeft hiermee toegelicht aan welke verschillende vormen van toepassing van bestuursdwang gedacht kan worden. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom deze toelichting maakt dat de last onevenredig is.
7.7
De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding om te oordelen dat de last onder bestuursdwang van 13 september 2024 niet mocht worden opgelegd. Er is dus geen aanleiding om dit besluit te schorsen.
7.8
De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om te oordelen dat de minister de paarden die hij op 18 september 2024 op basis van de last onder bestuursdwang heeft meegevoerd, niet in bewaring heeft kunnen nemen. Uit het toezichtrapport van 24 september 2024 van de hercontrole op 18 september 2024 komt het beeld naar voren dat de paarden er slechter aan toe waren dan tijdens de eerste controle op 13 september 2024, ook de drie paarden die op 13 september 2024 nog in enigszins acceptabele conditie verkeerden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het voorlopige oordeel dat het niet proportioneel was dat de paarden in bewaring zijn genomen en op een andere locatie zijn ondergebracht. Het is begrijpelijk dat minister weinig voelde voor het alternatief dat verzoekster voor ogen stond – waarbij de paarden bij haar zouden blijven en zij de paarden zou verzorgen – omdat de situatie na het opleggen van de last onder bestuursdwang niet was verbeterd, maar juist was verslechterd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de minister mogen concluderen dat deze verslechtering het gevolg was van aan verzoekster te wijten factoren, zodat het ter plekke laten herstellen van de paarden geen serieuze optie meer was. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij de paarden wel degelijk heeft gevoerd, maar dat de oorzaak van de vermagering van de paarden te wijten was aan de slechte kwaliteit van het hooi dat zij aan haar paarden heeft gegeven. Dit overtuigt de voorzieningenrechter niet. Uit de uitslagen van de scan die verzoekster van het hooi heeft laten maken, blijkt dat het suikergehalte van het onderzochte hooi goed was en dat het hooi een hoog gehalte aan droge stof bevatte. Dat de energiewaarde en het eiwitgehalte volgens de uitslag van de scan aan de lage kant waren, is geen overtuigende verklaring voor de mate van vermagering van de paarden in de periode waarover de toezichtrapporten zich uitstrekte.
7.9
Gezien het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
8 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. C.D.V. Efstratiades
Afschrift verzonden aan partijen op: