Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats] (het slachthuis)
(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen)
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
stunned to kill). Omdat het steken goed heeft plaatsgevonden, is de verbloeding goed verlopen en kon het varken bij de broeibak niet meer in leven zijn. De geconstateerde bewegingen moeten daarom een (autonome) reflex van een dood varken zijn en zijn daarmee geen teken van leven. Het slachthuis wijst ter onderbouwing daarvan op een e-mail van [naam 5] , docent van de cursus Animal Welfare Officer van de University of Bristol, en op het artikel “How to Determine Insensibility (Unconsciousness) in Cattle, Pigs, and Sheep in Slaughter Plants (Revised June 2017)” van T. Grandin, van het Department of Animal Science van de Colorado State University (artikel van Grandin). Dat geen sprake was van tekenen van leven, kan volgens het slachthuis ook worden afgeleid uit het feit dat vocale geluiden van het varken bij en in de broeibak ontbraken. Het slachthuis voert verder aan dat de toezichthouder alvorens te concluderen dat sprake was van tekenen van leven, ook had moeten controleren op de afwezigheid van ademhaling en de aanwezigheid van een vergrote lichtstijve pupil. Beide zijn namelijk indicatoren voor de afwezigheid van tekenen van leven. Dergelijke controles zijn echter niet uitgevoerd. Ook had de toezichthouder volgens het slachthuis een keuring naar de doorbloeding van het vlees moeten verrichten en een pijnprikkel moeten toedienen. Met een pijnprikkel had kunnen worden vastgesteld of sprake was van reflexen of van tekenen van leven. Tot slot voert het slachthuis aan dat uit het rapport van bevindingen niet volgt dat het varken tekenen van leven vertoonde vlak voordat het de broeibak inging en dat is volgens het slachthuis het moment waarop het had moeten vaststellen of het varken tekenen van leven vertoont. Het zou volgens het slachthuis heel goed kunnen dat het varken de broeibak doodstil inging. Omdat een boete een bestraffende sanctie is, had de toezichthouder volgens het slachthuis vlak voordat het varken de broeibak inging moeten controleren of het tekenen van leven vertoonde en dit is niet de plaats waar de toezichthouder stond. Al met al zijn er volgens het slachthuis te weinig aanknopingspunten om onomstotelijk vast te stellen dat sprake was van tekenen van leven.
stunned to kill) goed is doorlopen, is gezien het toepasselijke wettelijke kader niet relevant. Het gaat in deze zaak enkel om de vraag of het slachthuis heeft gewaarborgd dat verdere uitslachting of broeiing alleen plaatsvond nadat het had vastgesteld dat het varken geen tekenen van leven meer vertoonde, welke vraag gelet op het voorgaande ontkennend moet worden beantwoord. Anders dan het slachthuis betoogt, was de toezichthouder voor het leveren van bewijs van een overtreding dus ook niet verplicht om een keuring naar de doorbloeding van het vlees te verrichten of om een pijnprikkel toe te dienen.
Beslissing
- herroept het boetebesluit, voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- stelt de boete vast op € 2.375,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dat is vernietigd;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van het slachthuis tot een bedrag van € 4.748,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van het slachthuis tot een bedrag van € 437,50;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 354,- in beroep en € 541,- in hoger beroep aan het slachthuis te vergoeden.