ECLI:NL:CBB:2024:82
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van TVL-subsidie op basis van forfaitaire berekening van vaste lasten
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 januari 2024, staat centraal of de minister van Economische Zaken en Klimaat terecht heeft geconcludeerd dat een onderneming niet voldoet aan het criterium van de vaste lasten voor de Tozo- en TVL-subsidie. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie, waarbij de vaste lasten in het referentiekwartaal minimaal € 1.500,- moesten bedragen. De minister berekende de vaste lasten aan de hand van een forfaitair percentage van de omzet, in dit geval 9%. De omzet van de onderneming in het referentiekwartaal bedroeg € 11.443,-, wat resulteerde in een berekend bedrag van € 1.030,87 aan vaste lasten, dat onder de vereiste drempel van € 1.500,- ligt.
De rechtbank oordeelde dat de minister de subsidie terecht had afgewezen, omdat de forfaitaire berekening leidde tot een bedrag dat lager was dan het vereiste minimum. De onderneming stelde dat de feitelijke vaste lasten mogelijk hoger waren dan € 1.500,-, maar het College benadrukte dat de forfaitaire berekening leidend is en niet de feitelijke lasten. De uitspraak bevestigt dat de regels omtrent de TVL-subsidie strikt moeten worden nageleefd en dat de minister op basis van de beschikbare gegevens een juiste beslissing heeft genomen. Het College verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de afwijzing van de subsidie door de minister werd bekrachtigd.