ECLI:NL:CBB:2024:82

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
22/1992
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de afwijzing van TVL-subsidie op basis van forfaitaire berekening van vaste lasten

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 januari 2024, staat centraal of de minister van Economische Zaken en Klimaat terecht heeft geconcludeerd dat een onderneming niet voldoet aan het criterium van de vaste lasten voor de Tozo- en TVL-subsidie. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie, waarbij de vaste lasten in het referentiekwartaal minimaal € 1.500,- moesten bedragen. De minister berekende de vaste lasten aan de hand van een forfaitair percentage van de omzet, in dit geval 9%. De omzet van de onderneming in het referentiekwartaal bedroeg € 11.443,-, wat resulteerde in een berekend bedrag van € 1.030,87 aan vaste lasten, dat onder de vereiste drempel van € 1.500,- ligt.

De rechtbank oordeelde dat de minister de subsidie terecht had afgewezen, omdat de forfaitaire berekening leidde tot een bedrag dat lager was dan het vereiste minimum. De onderneming stelde dat de feitelijke vaste lasten mogelijk hoger waren dan € 1.500,-, maar het College benadrukte dat de forfaitaire berekening leidend is en niet de feitelijke lasten. De uitspraak bevestigt dat de regels omtrent de TVL-subsidie strikt moeten worden nageleefd en dat de minister op basis van de beschikbare gegevens een juiste beslissing heeft genomen. Het College verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de afwijzing van de subsidie door de minister werd bekrachtigd.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1992

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van18 januari 2024

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans
Griffier: mr. D. Uç

Partijen

[naam] , te [plaats] , de onderneming,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarvoor aanwezig zijn

mr. A.M.D. Dijkstra en mr. Y. Mellah.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In geschil is of de minister terecht heeft geconcludeerd dat de onderneming niet voldoet aan het criterium van de vaste lasten. Om in aanmerking te komen voor een TVL-subsidie moeten de vaste lasten in het referentiekwartaal minimaal € 1.500,- bedragen. Dat wordt berekend aan de hand van een forfaitair percentage van de omzet, in dit geval 9%. Door de omzet van het referentiekwartaal, € 11.443,- te vermenigvuldigen met het vaste lasten percentage van 9% kom je op een bedrag dat lager is dan € 1.500,-. Dat betekent dat de minister de subsidie terecht heeft afgewezen.
2 Dat de vaste lasten in het betreffende kwartaal, zoals wordt gesteld door de onderneming, mogelijk feitelijk hoger waren dan € 1.500,-, leidt niet tot een andere uitkomst, omdat niet de feitelijke vaste lasten bepalend zijn, maar de hiervoor aangegeven forfaitaire berekening.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. D. Uç