ECLI:NL:CBB:2024:812
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep. Dit besluit is genomen omdat de minister aan de maatschap tegemoet is gekomen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien het College over voldoende informatie beschikte om tot een oordeel te komen. De relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die hierbij zijn toegepast zijn artikel 8:54 en artikel 8:75a.
De maatschap had eerder een beroep ingediend en trok dit beroep in met het verzoek om de minister in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek volgde op een herzieningsbesluit van de minister, waarin een hogere subsidie werd vastgesteld voor de maatschap op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. Het College constateert dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken, wat aanleiding geeft om de proceskosten te berekenen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Het College stelt de totale proceskosten vast op € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de samenhang van de zaken en de toepassing van de relevante bepalingen in het Bpb. De minister is ook verplicht om de kosten van het griffierecht te vergoeden, wat rechtstreeks voortvloeit uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.