ECLI:NL:CBB:2024:809
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepszaak. De ondernemer had in beroep verzocht om vergoeding van de kosten, omdat de minister hem tegemoet was gekomen. Het College oordeelt dat, gezien artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een zitting niet nodig was, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een uitspraak te komen.
De ondernemer had zijn beroep ingetrokken na een herzieningsbesluit van de minister, waarin een hogere subsidie werd vastgesteld op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021. Dit besluit leidde tot de conclusie dat de minister aan de ondernemer tegemoet was gekomen, wat de basis vormde voor de proceskostenvergoeding.
Het College stelt vast dat deze beroepszaak samenhangt met 30 andere beroepszaken. De kosten worden vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). In dit geval is het forfaitaire bedrag van € 1.312,50 niet in verhouding tot het aantal samenhangende zaken, en daarom wordt het totaalbedrag vastgesteld op € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. De minister is ook verplicht om de kosten van het griffierecht te vergoeden, wat rechtstreeks voortvloeit uit de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze beslissing.