ECLI:NL:CBB:2024:807
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep. De zaak betreft een maatschap die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister. Het College stelt vast dat de minister aan de maatschap is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de minister in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikt om tot een beslissing te komen.
De procedure is gebaseerd op artikel 8:54 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College legt uit dat indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. In dit geval heeft de minister met een herzieningsbesluit subsidie toegekend aan de maatschap, wat de basis vormt voor de kostenveroordeling.
De hoogte van de proceskosten is vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het College concludeert dat de beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken, wat leidt tot een aangepaste kostenvergoeding van in totaal € 3.100,-, oftewel € 100,- per beroepszaak. De minister is al eerder een vergoeding in bezwaar toegekend, waardoor het College geen aanleiding ziet voor een nadere kostenveroordeling in bezwaar. De verplichting om de kosten van het griffierecht te vergoeden, voortvloeit rechtstreeks uit de Awb.
De beslissing van het College is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.