Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 2], te [woonplaats] (de ondernemer)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepszaak. De ondernemer had beroep ingesteld tegen een verleningsbesluit van 31 mei 2022, waarin een subsidie van € 41.048,28 was verleend. De minister heeft echter later, met het vaststellingsbesluit van 25 januari 2023, de subsidie verhoogd naar € 71.288,-. De ondernemer heeft aangegeven in te stemmen met het niet nemen van een herziene beslissing op bezwaar en heeft het beroep ingetrokken, met het verzoek om de minister in de proceskosten te veroordelen.
Het College oordeelt dat, hoewel de minister geen herziene beslissing op bezwaar heeft genomen, het belang van de beroepszaak is komen te vervallen door de verhoging van de subsidie. Het College stelt vast dat deze beroepszaak samenhangt met 30 andere beroepszaken, en past daarom de regels voor proceskostenvergoeding aan. De kosten worden vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de samenhang van de zaken.
De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een beslissing te komen. De minister is verplicht om de kosten van het griffierecht van € 184,- te vergoeden, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.