ECLI:NL:CBB:2024:804
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepszaak. De zaak betreft een onderneming die in beroep is gegaan tegen een besluit van de minister. Het College stelt vast dat de minister aan de onderneming is tegemoetgekomen door subsidie toe te kennen op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. Hierdoor is de minister verplicht om de proceskosten te vergoeden.
Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat er voldoende informatie beschikbaar is om de minister te veroordelen in de proceskosten. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De hoogte van de proceskosten wordt vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). In dit geval is vastgesteld dat de beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken, wat aanleiding geeft om de kosten te verlagen naar een totaalbedrag van € 3.100,-, oftewel € 100,- per beroepszaak.
De minister had eerder al een vergoeding in bezwaar toegekend aan de onderneming, waardoor het College geen aanleiding ziet voor een nadere kostenveroordeling in bezwaar. De verplichting om de kosten van het griffierecht te vergoeden, ten bedrage van € 365,-, vloeit rechtstreeks voort uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.