ECLI:NL:CBB:2024:803
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepszaak. De zaak betreft een onderneming die in beroep ging tegen een besluit van de minister. Het College oordeelt dat de minister aan de onderneming is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de minister te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikt om tot een beslissing te komen.
De procedure is gebaseerd op artikel 8:54 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College stelt vast dat de onderneming op 13 augustus 2024 haar beroep heeft ingetrokken, maar verzoekt tegelijkertijd om de minister in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek is ingegeven door het feit dat de minister op 28 juni 2024 een herzieningsbesluit heeft genomen, waarbij subsidie is toegekend aan de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022.
Het College heeft vastgesteld dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden de kosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. Dit bedrag is vastgesteld omdat het College van oordeel is dat het forfaitaire bedrag van € 1.312,50 niet in verhouding staat tot het aantal samenhangende zaken. De minister is ook verplicht om de kosten van het griffierecht te vergoeden, wat rechtstreeks voortvloeit uit de Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.