ECLI:NL:CBB:2024:801
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
Op 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen V.O.F. [naam] en de minister van Economische Zaken, onder zaaknummer 22/2568. Deze uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om de minister te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gebaseerd op artikel 8:54 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, omdat hij aan de onderneming is tegemoetgekomen. Dit gebeurde naar aanleiding van een herzieningsbesluit van 10 juli 2024, waarbij de minister alsnog subsidie heeft toegekend aan de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor Q1 2022.
Het College heeft vastgesteld dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken, wat aanleiding gaf om de kosten te berekenen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De kosten zijn vastgesteld op in totaal € 3.100,-, oftewel € 100,- per beroepszaak. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de proceshandelingen die zijn verricht, waarbij het College rekening heeft gehouden met de samenhang van de zaken. De minister is verder verplicht om de kosten van het griffierecht van € 365,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing. De griffier, E.A. van der Meel, was aanwezig bij de uitspraak, die is gedaan door mr. D. Brugman.