ECLI:NL:CBB:2024:799
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 5 november 2024, wordt de minister van Economische Zaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in een beroepszaak. De zaak betreft een onderneming die in beroep ging tegen een besluit van de minister. Het College oordeelt dat de minister aan de onderneming is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de minister in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om tot een beslissing te komen.
De procedure is gebaseerd op artikel 8:54 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College stelt vast dat de onderneming op 13 augustus 2024 haar beroep heeft ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht heeft om de minister in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een herzieningsbesluit van de minister, waarin subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 is toegekend.
Het College heeft vastgesteld dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zou de vergoeding in beginsel € 1.312,50 bedragen. Echter, gezien het aantal samenhangende zaken, heeft het College besloten om de kosten vast te stellen op een totaalbedrag van € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. De minister is ook verplicht om de kosten van het griffierecht te vergoeden, wat rechtstreeks voortvloeit uit de Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.