ECLI:NL:CBB:2024:795
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling minister tot vergoeding proceskosten in samenhangende beroepszaken
In deze uitspraak van 5 november 2024 veroordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven de minister van Economische Zaken tot vergoeding van de proceskosten in beroep. Dit besluit is genomen omdat de minister aan de onderneming, vertegenwoordigd door V.O.F. [naam], tegemoet is gekomen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien het College over voldoende informatie beschikte om tot een beslissing te komen. De relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die hierbij zijn toegepast zijn artikel 8:54 en artikel 8:75a.
De onderneming had op 13 augustus 2024 haar beroep ingetrokken, met het verzoek om de minister in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek was gebaseerd op een eerdere brief van de minister waarin een voorstel voor de proceskostenvergoeding werd gedaan. De minister had op 28 juni 2024 een herzieningsbesluit genomen, waarbij subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021 aan de onderneming was toegekend. Hierdoor was de minister aan de onderneming tegemoetgekomen.
Het College stelde vast dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zou de vergoeding normaal gesproken € 1.312,50 bedragen. Echter, gezien het aantal samenhangende zaken, besloot het College om de kosten vast te stellen op een totaalbedrag van € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. De minister is ook verplicht om de kosten van het griffierecht van € 365,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.